Overslaan en naar de inhoud gaan
Naslagwerk

Circulaire verbeterimpuls identiteitsvaststelling

Circulaire verbeterimpuls identiteitsvaststelling

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de landelijke Werkgroep Tegengaan Identiteitsfraude (WTI) krijgen signalen dat sommige gemeenten het belang van het vaststellen van iemands identiteit en de kans op fraude onderschatten. Die signalen komen van experts binnen gemeenten en van ketenpartners, zoals de Koninklijke Marechaussee (KMar) en Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

Het vaststellen van iemands identiteit is een essentiële eerste stap in de dienstverlening van een gemeente. De wet eist daarvoor een ‘deugdelijke identiteitsvaststelling’, maar geeft verder geen invulling van het begrip ‘deugdelijk’.

Het doel van deze circulaire is om je te informeren over onder meer informatiebronnen en trainingen voor het deugdelijk vaststellen van iemands identiteit.

Als gemeenten op dit punt zo veel mogelijk op dezelfde manier werken, ontstaan er geen zwakke plekken waar kwaadwillende graag naartoe gaan. Een goede samenwerking tussen gemeenten en ketenpartners verbetert de kwaliteit van de Basisregistratie Personen (BRP). Zo worden diensten verleend aan de mensen die er recht op hebben en verhoogt het de pakkans van fraudeurs.
Medewerkers van gemeenten die de identiteit van burgers controleren, moeten zich ervan bewust zijn dat zij een belangrijke taak vervullen. Zij moeten daarom toegang krijgen tot de juiste opleidingen, begeleiding en hulpmiddelen om deze taak zorgvuldig en met zelfvertrouwen te kunnen vervullen.
Deze circulaire is in samenwerking met de WTI tot stand gekomen. De WTI stelt zich beschikbaar om gemeenten te ondersteunen bij het degelijk controleren van identiteitsdocumenten en de juiste weg te bewandelen bij geconstateerde of vermoedelijke identiteitsfraude. De WTI-partners zijn er voor actieve samenwerking van jouw gemeente met de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens, de politie inclusief de afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM), de Koninklijke Marechaussee (KMar), de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) en het Openbaar Ministerie (OM).

Identiteit en identiteitsfraude; algemene toelichting

Iemands identiteit bestaat uit persoonsgegevens en fysieke kenmerken. De identiteit wordt vastgesteld door een echt, eigen, geldig en gekwalificeerd identiteitsdocument (met de persoonsgegevens en fysieke kenmerken) te vergelijken met de persoon in kwestie. Er is sprake van identiteitsfraude als iemand (opzettelijk) gebruik maakt van een vals, vervalst of gestolen identiteitsdocument. Daardoor kan een ander worden benadeeld.
Identiteitsfraude kent vele verschijningsvormen. Er wordt met verschillende identiteitsgegevens gefraudeerd, zoals naam of nationaliteit. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen het geheel of gedeeltelijk misbruik van andermans gegevens en het gebruik van fictieve identiteitsgegevens. Zo kennen we:

  • valse documenten: niet uitgegeven door een bevoegde autoriteit;
  • fantasiedocumenten: fictieve documenten, dus geen bestaand model-document;
  • reproductie van documenten: bijvoorbeeld een kopie;
  • vals opgemaakte documenten: uitgegeven door een bevoegde autoriteit op basis van onjuiste gegevens;
  • vervalste documenten: uitgegeven door een bevoegde autoriteit, maar later onrechtmatig gewijzigd;
  • vals gebruik van documenten: bijvoorbeeld ‘look-alike’-fraude waarbij iemand gebruik maakt van een geldig document van een persoon op wie diegene lijkt;
  • onjuiste gegevens, eventueel onder eed of belofte verklaard.

Het opmaken van valse of vervalste documenten en het gebruik van deze documenten is strafbaar. Net zoals het opmaken of (opzettelijk) gebruiken van valse persoonsgegevens of biometrische kenmerken om de eigen identiteit te verhullen of een identiteit te misbruiken.

Identiteitsfraude wordt dus gebruikt om de ware identiteit van een persoon te verhullen of een andere identiteit aan te nemen. Identiteitsfraude is daarbij geen doel op zich, maar kent vaak criminele, financiële, politieke of terroristische motieven. Denk daarbij aan ongewenste en criminele activiteiten, zoals mensenhandel of drugscriminaliteit. Het gaat bijvoorbeeld gepaard met andere strafbare feiten zoals diefstal, oplichting en valsheid in geschrifte. Dit kan onder meer tot financiële en emotionele schade leiden. Overheden, organisaties en burgers worden hier slachtoffer van. Slachtoffers van identiteitsfraude kunnen bovendien veel last ondervinden van de gepleegde identiteitsfraude, omdat ze als dader kunnen worden gezien. Voor hen is het lastig om aan te tonen dat zij geen dader, maar slachtoffer zijn, om de vervolgschade terug te draaien en om onjuiste gegevens in informatiesystemen te laten corrigeren.

Om identiteitsfraude te voorkomen, is het belangrijk dat de processen, kunde en parate kennis van mensen voor het vaststellen en registreren van identiteiten op orde zijn. Dat vraagt om voortdurende bijscholing, om durf en om inzicht in de risico’s van verkeerde registratie voor dienstverlening bij de hele overheid.

De gemeente is de poortwachter in de strijd tegen identiteitsfraude

De gemeente heeft belangrijke taken bij het vaststellen van een identiteit, het registreren van een identiteit, het behandelen van inzage- en correctieverzoeken en het bieden van diensten rond identiteitsdocumenten. Deze identiteit ontstaat met de registratie in de Basisregistratie Personen (BRP). De BRP is een basisregistratie. Dat betekent dat deze informatie binnen de hele overheid gebruikt wordt, bijvoorbeeld bij het verlenen van zorg, toegang tot opleidingen of toekennen van uitkeringen. Het is dus van groot belang dat de gegevens in de BRP correct zijn. Juiste registratie is de toegangspoort om volwaardig mee te kunnen doen in deze maatschappij. Een ander belangrijk proces is de aanvraag en uitgifte van een identiteitsdocument (paspoort, rijbewijs, identiteitskaart). Met een identiteitsdocument kan in het maatschappelijke verkeer iemand zijn of haar identiteit aantonen.

Daarom is het belangrijk dat gemeenten zich ervan bewust zijn dat goede dienstverlening begint met de poortwachtersfunctie: het goed controleren van identiteiten. Aan de gemeentebalie zit men er niet alleen voor de burger, maar voor de hele overheid inclusief de eigen gemeente.
De ambtenaar van de gemeente heeft de verantwoordelijkheid om vermoedelijke identiteitsfraude te signaleren of zelfs te voorkomen door zorgvuldig en met kennis van zaken te handelen. Voor de poortwachtersfunctie hoort de gemeente te beschikken over voldoende durf, kennis en middelen om identiteitsfraude te herkennen en ernaar te handelen. Bij het niet-herkennen van identiteitsfraude sijpelen mogelijk frauduleus bedoelde fouten in de overheidssystemen. Dat kan leiden tot foutieve dienstverlening, criminaliteit en kostbare herstelacties.

De ondersteunende diensten met expertise - IND, RDW en KMar - staan klaar voor het gerichte onderzoek bij complexe zaken. Ze kunnen echter niet elk document dat een gemeente voorgelegd krijgt, beoordelen. Dat zou een te grote belasting zijn. De medewerkers van de gemeente moeten eigen kennis en ook vertrouwen in hun kennis hebben. Ondersteunende diensten kunnen helpen als zij een gericht verzoek krijgen en er voorbereidend onderzoek is gedaan. Dat betekent dat medewerkers van gemeenten hun twijfel over een document moet kunnen onderbouwen.

De kern: een juiste vaststelling en registratie van de identiteit!

Het vaststellen en registreren van identiteitsgegevens

Het tegengaan van identiteits- en documentfraude begint bij het registreren van de juiste gegevens in de bronregistraties, zoals de BRP. In de wet BRP wordt op diverse plekken gesproken over een deugdelijke identiteitsvaststelling. Daarom moeten de processen waarin identiteitsgegevens worden vastgesteld en geregistreerd zorgvuldig zijn ingericht. In het project ‘Naar betrouwbare persoonsgegevens’ (NBP), dat liep van 2012 tot en met 2016, is daarvoor een aanzet gegeven.

De eindproducten van het project zijn in 2016 in beheer gegeven van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) en worden regelmatig geactualiseerd. In het ‘ID-Protocol voor medewerkers Burgerzaken’ komen deze producten samen. In dit ID-protocol is het volgende te vinden:

  • werkwijze voor het vaststellen van de identiteit;
  • werkwijze voor het controleren van brondocumenten;
  • checklists en verwijzingen naar hulpmiddelen die deze processen ondersteunen.

Door te werken volgens het ‘ID-Protocol voor medewerkers Burgerzaken’ wordt voldaan aan de eis van een deugdelijke identiteitsvaststelling. Door het ID-protocol toe te passen, waarborgt de gemeente de kwaliteit in de processen rond het vaststellen en registreren van identiteitsgegevens. De kans op fraude wordt op deze wijze in de basis, namelijk bij het registreren van de juiste gegevens in de bronregistraties, al tegengegaan.

Verantwoordelijkheid management

Naast het ‘ID-Protocol voor medewerkers Burgerzaken’ beheert de NVVB ook het ‘ID-Protocol voor managers Burgerzaken’. Hierin worden richtlijnen en ideeën gegeven die bijdragen aan goed identiteitsmanagement. Managers die verantwoordelijk zijn voor de genoemde processen vinden hier concrete voorstellen voor betere sturing op goede identificatie aan de balie. Het protocol geeft een toelichting op het belang van correcte identiteitsvaststelling en de invloed die het management daarop heeft. Dat kan door te zorgen voor kennis en kwaliteit van medewerkers (inclusief vaardigheden en training), zorgen voor het ondersteunen van een medewerker die vermoedelijke identiteitsfraude af moet kunnen handelen en het onderhouden van het kennisnetwerk. Het management heeft een belangrijke bijdrage in het zorgen voor een veilige omgeving waarin een medewerker zijn twijfel aan een identiteit durft uit te spreken en onderzoek kan instellen.

Kennis is de basis voor succes

Voor het toepassen van de relevante processen met behulp van het genoemde ID-protocol, is het noodzakelijk om ook de nodige kennis te hebben. Het uiteindelijke oordeel over de juistheid van identiteitsgegevens en brondocumenten blijft, ook met inzet van automatisering en technische ondersteuning, namelijk de verantwoordelijkheid van de medewerker. Om die reden wordt in deze circulaire verwezen naar het Diplomastelsel Burgerzaken van de NVVB/PublieksAcademie. Ook wijst de circulaire op de mogelijkheden van samenwerking om kennis te delen, onder andere in de landelijke en regionale WTI. Met deze kennis is het mogelijk identiteitsfraude succesvol te onderkennen en hebben medewerkers meer zelfvertrouwen om te handelen als ze denken dat daarvan sprake is. En met successen blijven medewerkers gemotiveerd om kennis bij te houden en te delen.

Opleiding

Het is de bedoeling dat gemeenten een opleidingsplan voor medewerkers Burgerzaken opstellen. In het Diplomastelsel Burgerzaken zijn specifieke examens af te leggen op het terrein van identiteiten en brondocumenten. Meerdere opleidingsinstituten bieden opleidingen aan als voorbereiding op deze examens. Processen waarin iemands identiteit wordt vastgesteld en vastgelegd moeten worden uitgevoerd door goed opgeleid personeel, dat moet weten hoe je een identiteitsdocument of brondocument op correctheid controleert en beoordeelt en hoe je het gedrag van een persoon kan interpreteren.

Samenwerking

Het ‘ID-Protocol voor medewerkers Burgerzaken’ geeft uitleg over identiteitsfraude en hoe je een identiteit kan controleren. Ook is er in het protocol specifieke aandacht voor samenwerking tussen gemeenten en politie, AVIM, KMar, IND, RDW en OM om met elkaar identiteitsfraude aan te pakken. Deelname aan bestaande regionale contactgroepen of kwaliteitskringen en– waar dit nog niet is gebeurd – aan het oprichten van een regionale WTI wordt sterk aangeraden. Het WTI is er om kennis te delen over nieuwe ontwikkelingen, op de hoogte te zijn wat er landelijk wordt besproken en om actuele zaken te delen met andere regio´s. Structurele en ad hoc-contacten kunnen zo een rol spelen in het vergroten van de kennis over en de bestrijding van fraude.

Ook is het mogelijk om bepaalde (controle)werkzaamheden uit te besteden. Dat kan als een gemeente niet het geld of de kennis heeft om de relevante processen uit te voeren die in deze circulaire zijn beschreven. Ook kan een gemeente samenwerken met een andere gemeente die wel beschikt over medewerkers met kennis en ervaring op dit gebied. De desbetreffende gemeenten moeten hierover wel goede afspraken maken. Als voorbeeld kan de werkwijze dienen die er in bepaalde regio’s al is over een centrale aanmelding van expats. Voor complexe zaken en als twijfels blijven bestaan, kan de expertise van IND, KMar, ECID en RDW worden ingeroepen.

Technische hulpmiddelen

Technische hulpmiddelen zijn geen vervanging voor expertise, maar zijn een aanvulling op de kennis en mogelijkheden van een medewerker. Met documentscanners kunnen een aantal echtheidskenmerken van identiteitsdocumenten geautomatiseerd worden beoordeeld. Maar een documentscanner alleen is onvoldoende voor het beoordelen van een identiteit. Immers: de persoon moet ook bij het document horen. Daarvoor moet de foto met de persoon worden vergeleken. Ook de automatische bevraging van registers als het BKR-VIS (Verificatie Identificatie Systeem) is een aanwijzing of de bewering van de persoon over de identiteit klopt. Identiteitsdocumenten en brondocumenten van verschillende landen kunnen echter na verloop van tijd wijzigen. Dan zijn systemen als DISCS (voor brondocumenten), Edison TD (voor identiteitsdocumenten) , iFADO8 (Intranet False and Authentic Documents Online) en PRADO (Openbaar onlineregister van authentieke reis- en identiteitsdocumenten) nuttige hulpmiddelen om de echtheidskenmerken van een specifiek document te achterhalen. Zo weet de medewerker waarnaar hij of zij moet kijken.

Belangrijk is om te beseffen dat ook het gebruik van technische hulpmiddelen moet worden geleerd. Een medewerker moet weten wat een apparaat kan, maar vooral ook wat het niet kan. Apparatuur kan nooit de medewerker vervangen, wel kan apparatuur een medewerker met specifieke informatie ondersteunen. Het gebruik van technologie geeft de medewerker de ruimte om zich te concentreren op dingen die alleen een mens kan beoordelen. De uiteindelijke beslissing over de identiteit blijft de verantwoordelijkheid van de medewerker zelf.

Vermoeden van fraude of extra onderzoek

Vermoeden van fraude?

Uit het voorgaande blijkt dat een goede bestrijding van identiteitsfraude begint bij het goed uitvoeren van de processen waarin iemands identiteit en identiteitsgegevens worden vastgesteld of vastgelegd. Als deze processen goed worden uitgevoerd en de betrokken medewerkers voldoende kennis hebben én voldoende alert zijn, kan het voorkomen dat er twijfel is over de echtheid, de inhoudelijke juistheid of de eigenaar van de getoonde documenten. Hieronder wordt ingegaan op de mogelijke vervolgstappen in geval van twijfel.

Durf te twijfelen

Om een vermoeden van fraude te constateren, is het nodig om te ‘durven twijfelen’ aan de echtheid, de inhoudelijke juistheid of de eigenaar van de getoonde documenten. Voor medewerkers, van wie een dienstverlenende houding wordt verwacht, kan dit lastig zijn. Bij een persoonlijk contact kan dan immers de sfeer omslaan als een medewerker zijn twijfel uitspreekt. Ook als er een vermoeden van fraude ontstaat bij het controleren van ingenomen documenten, krijgt het proces ineens een negatieve lading.
De medewerker verandert dan in een (mogelijke) fraude-onderzoeker. Om dit ‘te durven’, moeten gemeentelijke procedures het uitspreken van twijfel ondersteunen, zorgen dat de medewerker weet wat hij of zij moet doen en ook zorgen voor ruggensteun van collega´s. Een belangrijk aspect daarbij is dat leidinggevenden hun medewerkers steunen. Dit draagt namelijk bij aan een veilige omgeving voor de medewerker.

Wat te doen als…?

Het zal niet dagelijks gebeuren dat een medewerker identiteitsfraude tegenkomt. Daarom is het belangrijk dat een medewerker weet wat hij of zij in die gevallen moet doen. Als er twijfel ontstaat over de echtheid, de inhoudelijke juistheid of de eigenaar van getoonde documenten, zijn er verschillende mogelijkheden om deze twijfel te (laten) controleren. Ook kan er direct worden gehandeld in geval van een ‘heterdaad’. Afhankelijk van het proces en de situatie kan de gemeente naast een andere gemeente ook de volgende ketenpartners inschakelen:

Meldkamer / politie

Er kan sprake zijn van een ‘heterdaad’ als er een sterk vermoeden van fraude is, als er een identiteitsdocument wordt getoond aan de balie. Aanbevolen wordt in de (WTI-)regio afspraken te maken met de AVIM over een snelle en efficiënte wijze van optreden door de politie. In sommige (WTI-)regio’s is de afspraak gemaakt dat er gebeld kan worden met 112. In andere regio’s zijn daarover andere afspraken gemaakt. Onderdeel van de afspraak zou moeten zijn dat er geen discussie ontstaat aan de balie in het bijzijn van de verdachte over de juistheid of echtheid van het document. De verdachte moet worden aangehouden, overgebracht en voorgeleid aan de hulpofficier van justitie.

KMar ID-desk

KMar ECID heeft vier regionale ID-desks. De desks zijn het aanspreekpunt voor vragen over de echtheid van identiteitsdocumenten (genoemd in de WID) en documenten van nationaal en vitaal belang. Via telefoon of mail is er snel rechtstreeks contact te leggen om twijfels te bespreken en – zo nodig – te laten beoordelen. De contactgegevens van de ID-desks zijn te vinden in de bijlage en op de website van het ministerie van Defensie.

Bureau Documenten IND

Maak bij de inname en controle van brondocumenten gebruik van checklists- volgens het ID-protocol. Bij (blijvende) twijfel over de echtheid van (ingenomen) brondocumenten, kan het Bureau Documenten van de IND een onderzoek uitvoeren. De gemeente blijft verantwoordelijk voor het nemen van een beslissing over het document.

RDW

Ook het rijbewijs is een officieel identiteitsdocument. De Dienst Wegverkeer, beter bekend onder de naam RDW, heeft expertise opgebouwd om rijbewijzen te onderzoeken op echtheid.

Openbaar Ministerie (OM)

In meerdere (WTI-)regio’s is er goed contact met een vertegenwoordiger van het OM. Vragen en knelpunten over fraude, aangiftes en het vervolg daarop, kunnen met deze vertegenwoordiger van het OM worden besproken.

IND - Handhavings Informatieknooppunt (HIK)

Fraude met documenten kan gevolgen hebben voor het verblijfsrecht of het Nederlanderschap. Neem in geval van een sterk vermoeden van fraude contact op met het HIK om na te gaan of de betrokken persoon mogelijk al bekend is bij het HIK. Informeer het HIK (Informatieknooppunt van de IND voor frauduleuze signalen) per mail: ikp@ind.nl.
De contactgegevens van deze ketenpartners zijn in de bijlage opgenomen.

Bovengenoemde ketenpartners en hun taken en bevoegdheden zijn te vinden in het eerdere genoemde ‘ID-Protocol voor medewerkers Burgerzaken’.
Bij een redelijk vermoeden van fraude met identiteits- of brondocumenten wordt aangifte gedaan.

Op grond van het Wetboek van Strafvordering zijn ambtenaren en openbare colleges verplicht om aangifte te doen van een misdrijf op het moment dat zij dit misdrijf constateren.
Valse of vervalste identiteitsdocumenten worden altijd overhandigd aan politie, KMar of RDW.

Er zijn tal van praktijkvoorbeelden die aantonen dat identiteitsfraude niet alleen een theoretisch risico is, al ontbreken goede landelijke cijfers. Daarom is het belangrijk dat gemeenten inzicht geven in het goede werk dat zij verrichten. Om in beeld te krijgen in hoe veel gevallen er wordt getwijfeld aan de echtheid of de inhoudelijke juistheid van getoonde documenten, is het wenselijk dat de gemeente het volgende bijhoudt:

  • hoe vaak politie of 112 is gebeld in geval van een ‘heterdaad’;
  • hoe vaak er contact is geweest met de KMar ID-desk over een identiteitsdocument;
  • hoe vaak het een brondocument heeft laten onderzoeken door Bureau Documenten van de IND;
  • hoe vaak er contact is geweest met de fraude-helpdesk van de RDW;
  • hoe vaak er contact is geweest met het OM over een (mogelijk) fraudegeval, de aangifte of het vervolg daarop;
  • hoe vaak er aangifte is gedaan van (mogelijke) fraude met identiteits- of brondocumenten.

Deze registratie zal (voorlopig) op eigen initiatief moeten worden bijgehouden. De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) zoekt naar een manier om eenvoudig fraude of vermoeden van fraude te melden. De voortgang zal de RvIG met de WTI delen. Voorlopig is er nog geen centrale voorziening die deze registratie ondersteunt.
Door de gegevens wel te verzamelen en in bijvoorbeeld WTI-verband te delen, ontstaat er meer inzicht in identiteitsfraude, de samenwerking en knelpunten in de processen. Tevens kan daardoor het (lokale en regionale) trendmatige verloop worden bijgehouden.

Verschil in overheidsregistraties voorkomen

Het kan zijn dat een betrokkene een verzoek indient tot het opnemen of wijzigen van gegevens in de BRP. Van de gemeente wordt verwacht dat er dan gewerkt wordt volgens het ‘Stappenplan Identiteitswijziging in de BRP’. Dit stappenplan maakt namelijk onderdeel uit van het ‘ID-Protocol voor medewerkers Burgerzaken’. In sommige gevallen is nauwe samenwerking met de IND noodzakelijk om te voorkomen dat iemand op verschillende manieren geregistreerd staat in de verschillende overheidsregistraties.
Zo zal een gemeente nauw contact moeten hebben met de IND als het verzoek van een betrokkene tot gevolg kan hebben dat een verschil ontstaat of blijft bestaan tussen de BRP en de IND-registratie. Ook kunnen zich problemen voordoen bij terugkeer van vreemdelingen naar het land van herkomst, als de vreemdeling in de BRP of in akten van de burgerlijke stand is opgenomen met verkeerde of valse persoonsgegevens. Het land van herkomst accepteert dan niet de uit Nederland afkomstige documenten. Dit staat terugkeer in de weg. Voor een verder beschrijving van deze problematiek, wordt verwezen naar het ‘Protocol Identificatie en Labeling’ (PIL). Het PIL beschrijft namelijk een gestandaardiseerde werkwijze voor het identificeren, registreren, wijzigen, verifiëren en vernietigen van persoonsgegevens in de migratieketen.

Informatie delen mag - onder voorwaarden

Het privacybewustzijn is hoog. Bijna iedereen kent het begrip ´AVG´. Maar met dat bewustzijn komt ook de angst om fouten te maken. Daarom komt het voor dat informatie niet wordt gedeeld waar dat wel mogelijk en zelfs nodig zou zijn.

In deze circulaire wordt sterk aangedrongen op het samenwerken van ketenpartners en gemeenten. Met name bij het samenwerken tussen gemeenten onderling is de vraag wat de mogelijkheden voor gegevensuitwisseling zijn. Met andere woorden: kan of mag je gegevens delen met elkaar in een specifieke kwestie? In de bijlage wordt een aantal scenario’s geschetst en worden de mogelijkheden beschreven hoe je AVG-conform wel gegevens uit kan wisselen.

Wat kan er in elk geval wel?

Het is geen probleem om contact op te nemen met een andere gemeente of een ketenpartner om hun kennis en expertise te gebruiken als het gaat om de processen waarin identiteitsgegevens worden vastgesteld en vastgelegd. Zo is het aan te bevelen om een collega te raadplegen die veel weet van bijzondere situaties of specifieke documenten. In dergelijke gevallen is het niet nodig om persoonsgegevens te delen tijdens het bespreken van de casus. Het is dan wel noodzakelijk om te weten waar de nodige kennis en ervaring aanwezig is.

Dit pleit ervoor om in regionaal (WTI-)verband te weten welke expertise er in de verschillende gemeenten en bij ketenpartners aanwezig is. Ook kunnen er dan – waar nodig – afspraken worden gemaakt over het inzetten van elkaars expertise. Regionale en landelijke (WTI-)verbanden kunnen ook worden gebruikt om trends of (geanonimiseerde) voorbeelden te delen en te bespreken. Daardoor kan mogelijke fraude eerder worden onderkend.

Bijlage - Scenario's

Scenario’s om (on)mogelijkheden te onderzoeken met behulp van gegevensdeling

In welke gevallen zou je persoonsgegevens willen delen?

Er kunnen zich situaties voordoen, waarin het wenselijk of noodzakelijk is om ook persoonsgegevens te delen. Let in dit verband altijd eerst op de randvoorwaarden die er bij het delen van persoonsgegevens gelden. In beginsel geldt voor gegevensdeling tussen gemeenten de Wet basisregistratie personen (Wet BRP). Daarin is vastgelegd onder welke voorwaarden deze gegevens mogen worden gedeeld. Als je het nodig vindt om gegevens te delen, gebruik hiervoor dan de volgende checklist.

  • Grondslag: vaak zal de Wet BRP en de verantwoordelijkheid om voor een juiste en betrouwbare basisregistratie te zorgen, als wettelijke grondslag voor de gegevensdeling kunnen dienen. Zo is in artikel 2.35, derde lid van de BRP vastgelegd dat colleges van burgemeester en wethouders onderling gegevens kunnen uitwisselen. Dat kan als een van deze gemeenten over informatie beschikt die van belang kan zijn voor een goede uitvoering van de basisregistratie van die andere gemeente. Daarnaast is een bestuursorgaan op grond van artikel 2.34 van de Wet BRP verplicht om bij twijfel aan de juistheid van een gegeven dat in de BRP is opgenomen, dit te melden aan het college van B&W van de gemeente die de gegevens bijhoudt (de zogenaamde terugmelding).
     
  • Doelbinding: past de gegevensdeling binnen het doel om het juist en betrouwbaar bijhouden van persoonsgegevens in stand te houden? Dit behoort tot de verantwoordelijkheden van het college van B&W (voor de gemeentelijke voorziening) en van de minister van BZK (voor de centrale voorziening).18 De basisregistratie heeft tot doel overheidsorganen te voorzien van de gegevens die in de registratie zijn opgenomen, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de vervulling van hun taak19. Daarmee draagt de basisregistratie bij aan het bestrijden en voorkomen van identiteitsfraude. Streeft de organisatie met wie je de gegevens wilt delen ook dit doel na of zijn jullie doelen verenigbaar?
     
  • Noodzakelijkheidseis: is het delen van bepaalde gegevens echt noodzakelijk voor het goed bijhouden van de gegevens in de basisregistratie? Bijvoorbeeld in het geval dat de expertise van een andere gemeente over bepaalde brondocumenten nodig is. Of kan je volstaan met “dat-informatie”? Dat- informatie bevat informatie over het feit, bijvoorbeeld dat een huwelijksakte een toegestaan brondocument is. Dat-informatie staat tegenover “wat-informatie”, waarmee inhoudelijke informatie en achtergronden wordt bedoeld. Voor de beoordeling van de noodzakelijkheid van de gegevensdeling moet ook naar de subsidiariteit en proportionaliteit worden gekeken.
     
  • Subsidiariteit: onderzoek altijd of er minder ingrijpende middelen zijn dan het delen van persoonsgegevens of dat het delen van minder persoonsgegevens volstaat. Zo kan in sommige gevallen een geanonimiseerde casus voldoende zijn om een antwoord op de gestelde vraag te krijgen. 
     
  • Proportionaliteit: staat het delen van de gegevens in verhouding tot het doel? Hierbij kan het bijvoorbeeld ook van belang zijn dat niet onnodig veel medewerkers van een andere gemeente toegang hebben tot de persoonsgegevens
     
  • Opslagbeperking: persoonsgegevens mogen niet langer worden bewaard dan noodzakelijk voor het doel van de verwerking; vraag de andere gemeente de gegevens weer te verwijderen als er geen noodzaak meer is om ze te bewaren.
     
  • Documentatie: documenteer altijd waarom je bent overgegaan tot het delen van gegevens en overleg, zo nodig, vooraf met een collega (vier-ogen-principe).

Voorbeelden

Hierna volgt een (niet-limitatieve) uitwerking van mogelijke situaties. Daarmee kan aan de hand van de bovenstaande checklist worden onderzocht of, en zo ja welke (persoons)gegevens kunnen worden gedeeld. In alle gevallen geldt: deel alleen de gegevens die noodzakelijk zijn voor de collega om goed te kunnen adviseren.
 

  • Een inwoner dient een (uitgebreid) correctieverzoek in, terwijl de inwoner nog maar kort in jouw gemeente woont. Je hebt het vermoeden dat er iets niet klopt.
    In deze situatie kan het goed zijn, als je vermoedt dat hetzelfde correctieverzoek al eens eerder is gedaan bij een andere gemeente, contact op te nemen met deze gemeente. Zo kun je nagaan of een dergelijk verzoek eerder al eens is geweigerd en zo ja, op welke gronden.
     
  • Er is of ontstaat een vermoeden van fraude door een inwoner met identiteits- of brondocumenten én de inwoner verhuist naar een andere gemeente.
    Mogelijke fraudeurs kiezen er soms voor om zich in te schrijven in een andere gemeente. Soms is het vermoeden zo sterk dat de vorige gemeente een aantekening op de persoonslijst van de betrokkene kan overwegen. Soms is het vermoeden van fraude nog niet voldoende onderbouwd om het op deze wijze vast te leggen. Om te voorkomen dat een mogelijke poging tot fraude in de nieuwe gemeente een vervolg krijgt, is het in sommige gevallen aan te bevelen de nieuwe gemeente over de vermoedelijke fraude in te lichten. Hierdoor wordt ´shopgedrag´ voorkomen.
     
  • Om een vermoeden van fraude bevestigd te krijgen, kan het noodzakelijk zijn om persoonsgegevens met een andere gemeente of een ketenpartner te delen/noemen.
    Het kan het om verschillende redenen nodig zijn om ook de persoonsgegevens in identiteits- en brondocumenten te delen of te noemen als men advies bij een andere gemeente of ketenpartners vraagt. Zo is het nodig om bij de controle van de juistheid van de inhoud van documenten ook de persoonsgegevens te kunnen zien. Het (beveiligd) verzenden van scans van documenten kan dan noodzakelijk zijn.

Bijlage - contacten

Landelijke WTI

Voorzitter: Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) Email: info@rvig.nl

IND - Bureau Documenten

Via mail kun je een vraag stellen aan Bureau Documenten (BDoc). Je krijgt binnen twee werkdagen een reactie op je bericht. Als een onderzoek wordt aangeboden aan BDoc, dan graag met redenen omkleed en vermelding waar men aan twijfelt. Bij voorkeur de vraagstelling schriftelijk (mail) indienen, maar wil men op voorhand iets voor bespreken dan kan dat telefonisch. Op werkdagen is het BDoc bereikbaar tussen 08.30 uur en 16.30 uur op telefoonnummer 088 043 6664. Algemene vraag: burdoc.ondersteuning@ind.nl. Vraag onderzoek inhoudelijk – burdoc.onderzoek@ind.nl Vraag over DISCS – discs@ind.nl

IND – Handhavingsinformatieknooppunt (HIK)

Het HIK is bereikbaar via het emailadres IKP@ind.minvenj.nl en telefonisch op werkdagen tussen 08.30 uur en 16.30 uur op telefoonnummer 088 043 6663. Bij voorkeur de vraagstelling schriftelijk (mail) indienen, doch wil men op voorhand iets voor bespreken dan kan dat telefonisch.

KMar - ID-desks

Koninklijke Marechaussee ID-desk Eindhoven Luchthavenweg 63

5657 EA Eindhoven

Telefoon: 0800-18 14

E-mail: kmar.iddesk.eindhoven@mindef.nl

Koninklijke Marechaussee ID-desk Rotterdam Brandenburgbaan 6

3045 AK Rotterdam

Telefoon: 0800-18 14

E-mail: kmar.iddesk.rotterdam@mindef.nl

Koninklijke Marechaussee ID-desk Schiphol Sloterweg 400

1171 VK Badhoevedorp

Telefoon: 0800-18 14

E-mail: kmar.iddesk.schiphol@mindef.nl

Koninklijke Marechaussee ID-desk Zwolle Boerendanserdijk 51

8024 AE Zwolle

Telefoon: 0800-18 14

E-mail: kmar.iddesk.zwolle@mindef.nl

De KMar heeft vier regionale ID-desks. De desks zijn het aanspreekpunt voor vragen over de echtheid van identiteitsdocumenten.

RDW

Expertisecentrum Rijbewijzen Telefoon Helpdesk: 0900-2359739

Bijlage - informatiebronnen

Informatiesystemen mbt identiteits- en brondocumenten

DISCS - Document Information System Civil Status is en niet openbaar informatiesysteem voor brondocumenten. https://ind.nl/over-ind/bureau-documenten/Paginas/DISCS.aspx

Edison TD - geautomatiseerd systeem waarin de echtheidskenmerken staan van meer dan 2500 reis- en verblijfsdocumenten uit 200 landen, ontwikkeld door de dienst Nationale Recherche Informatie, in samenwerking met de immigratiediensten van de VS, Canada en Australië. Deels openbaar. http://www.edisontd.nl

iFADO - False and Authentic Documents Online, is een niet-openbaar systeem voor de uitwisseling van informatie tussen documentdeskundigen. https://www.ifado.consilium.europa.eu/ (Account nodig)

PRADO - Openbaar onlineregister van authentieke reis- en identiteitsdocumenten; https://www.consilium.europa.eu/prado/nl/prado-start-page.html

Protocollen

ID protocol voor medewerker Burgerzaken, ID protocol voor manager, Stappenplan ID wijziging in BRP https://nvvb.nl/nl/producten-en-diensten/handreikingen/id-management/

In de bijlage van het ´ID protocol voor medewerkers Burgerzaken´ zijn nuttige checklists en modellen te vinden. Bijvoorbeeld de ´Modelwerkinstructie WTI/Stappenplan bij twijfel inclusief model-procesverbaal´ voor het geval men identiteitsfraude vermoedt.

Protocol Identificatie en Labeling https://www.rijksoverheid.nl/documenten/richtlijnen/2019/01/07/protocol-identificatie-en-labeling-pil

Bijlage - Infographics

Werkinstructies Identiteitsvaststelling voor medewerkers Burgerzaken

In deze infographics vind je informatie over

  • Hoe stel je iemands identiteit vast?
  • Wat doe je bij twijfel aan iemands identiteit?
  • Wat doe je bij (vermoedelijke) identiteitsfraude?

Download de circulaire en de infographics

Delen

Naslagwerk

Invulinstructie protocolleringsoverzicht POM

Contact

088 900 1000
Maandag - Vrijdag 09.00 - 12.00 uur; 13.00 - 16.00 uur

Invulinstructie protocolleringsoverzicht POM

RvIG heeft de vorm van het protocolleringsoverzicht verbeterd. Met ingang van 7 januari 2021 kunnen gemeenten het protocolleringsoverzicht digitaal aanvragen via de Kwaliteitsmonitor.
De vernieuwde vorm van het protocolleringsoverzicht bestaat uit drie delen:

  1. Een overzicht van de organisaties die gegevens hebben gekregen waarin – naast gegevens van de organisatie – ook een toelichting is opgenomen en de grondslag van de verstrekking wordt uitgelegd.
  2. Meer gedetailleerdere informatie over de verstrekking en de wijze van verstrekking van gegevens aan deze organisaties, op datum en per gegevensgroep, is opgenomen.
  3. Een toelichting op zowel de BRP, als de verstrekking van gegevens uit de BRP én de gegevens in de BRP.

Lees hieronder de invulinstructie.

1. Overzicht

Het aanvragen van een protocolleringsoverzicht doorloopt de volgende stappen:

  • De burger vraagt bij de gemeente om zijn protocolleringsoverzicht.
  • De geautoriseerde gemeenteambtenaar vraagt via het speciale tabblad in de Kwaliteitsmonitor het overzicht aan.
  • De Kwaliteitsmonitor geeft de aanvraag intern bij RvIG door. Vanuit GBA-V worden de protocolleringen doorgegeven en de module POM maakt het protocolleringsoverzicht in pdf-vorm aan. POM stuurt het antwoord naar de Kwaliteitsmonitor. De gemeenteambtenaar slaat het pdf-bestand op. De gemeenteambtenaar voegt het protocolleringsoverzicht van de gemeente toe. Daarna kunnen beide protocolleringsoverzichten op een CD of DVD of uitgeprint aan de burger worden overgedragen.
  • Als laatste actie vernietigt de gemeenteambtenaar het pdf-overzicht.
Image
Schematisch overzicht van POM in BRP stelsel

2. Aanvraag invullen

Het aanvraagscherm voor het protocolleringsoverzicht ziet eruit als op bovenstaand plaatje. De gemeenteambtenaar heeft het BSN en de geboortedatum van de burger die de aanvraag komt indienen nodig.
Dit is ter controle dat het juiste overzicht wordt aangevraagd.
Er zijn personen waarbij de geboortedatum niet volledig bekend is, en ook voor een deel in de BRP met nullen is opgenomen. Hiervoor kun je het hokje aanvinken of zowel de dag en de maand onbekend zijn, of de dag onbekend is.
Voor de begindatum kun je een datum invullen vanaf 1 januari 2013.
De einddatumkun je leeglaten, dat betekent tot heden. Als er een einddatum wordt ingevuld, dan moet die na de begindatum liggen.

Image
Schermafdruk aanvragen protocolleringsoverzicht

3. Aanvraag indienen

Als alle gegevens zijn ingevuld dan klik je op de knop “vraag overzicht aan”.
Binnen enkele seconden krijg je het volgende scherm.

Image
Schermafdruk aanvragen protocolleringsoverzicht ingevuld

4. Opslaan in PDF

Dit scherm verschijnt enkele seconden nadat het overzicht is aangevraagd.
Na de aanvraag kun je het aangemaakte overzicht opslaan in je eigen omgeving en nagaan of je het protocolleringsoverzicht van de juiste persoon hebt ontvangen/aangevraagd.

Image
 Schermafdruk Overzicht pdf openen

5. Foutmeldingen

De gegevens die je hebt  ingevuld worden gecontroleerd.
In onderstaand scherm zijn de verschillende foutmeldingen te zien.

Image
 Schermafdruk Foutmeldingen

6. BSN niet-inwoner

Het protocolleringsoverzicht kan alleen worden aangevraagd van een inwoner uit jouw gemeente.

Image
Schermafdruk inwoner eigen gemeente

Delen

Naslagwerk

C1 Formulier vaststelling aanspraak

Contact

088 900 1000
Maandag - Vrijdag 09.00 - 12.00 uur; 13.00 - 16.00 uur

C1 Formulier vaststelling aanspraak

Vaststelling aanspraak op een reisdocument ingevolge artikel 14 of 15 Paspoortwet.

Gebruik

In te vullen door uitgevende instanties

Bestemd voor

Verzenden van een aanvraag naar de minister van Veiligheid en Justitie (IND)

IND
Directie Dienstverlenen
Postbus 10
9560 AA Ter Apel

Let op

Formulier maakt onderdeel uit van de administratie. Controleer je e-mailadres op het C1-aanvraagformulier vreemdelingenpaspoort voordat je het formulier naar de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) stuurt. Het komt namelijk voor dat de IND e-mails krijgt met het 2A-formulier onbestelbaar retour.

Regelgeving

PUN art 12
PUB art 14, art 16
PUC art 13

Download het formulier

Niet alle formulieren kun je direct vanuit je browser openen. Vooral Microsoft Edge geeft dit probleem. Dit heeft te maken met de instellingen binnen je eigen organisatie. Je hoeft hier dus geen contact met RvIG voor op te nemen. Sla het formulier eerst op op je pc en open het daarna. Of probeer het met een andere browser.

Document

Delen

Naslagwerk

Reisdocument voor vreemdelingen

Reisdocument voor vreemdelingen

Vreemdelingen met een geldige verblijfsvergunning kunnen een reisdocument voor vreemdelingen aanvragen als zij bij hun eigen autoriteiten geen paspoort kunnen aanvragen. Met dit reisdocument kan de houder reizen buiten Nederland. De vreemdeling die een reisdocument aanvraagt, moet aan verschillende voorwaarden voldoen.

Recht op reisdocument voor vreemdelingen vaststellen

Of een vreemdeling aanspraak kan maken op een reisdocument, hangt af van het type verblijfsdocument en de verblijfstitel. Deze blijken uit het verblijfsdocument en de verblijfsrechtelijke gegevens (verblijfstitel) in de Basisregistratie Personen (BRP).

Onderstaande tabel geeft weer welke reisdocumentsoort (reisdocument voor vreemdelingen of voor vluchtelingen) verstrekt mag worden bij welk type verblijfsdocument en verblijfstitel.

Vaststellen aanspraak op reisdocument voor vreemdelingen of vluchtelingen

Type verblijfsdocument

Verblijfstitel

Soort reisdocument

Type I: verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

21, 22, 23, 24, 35, 36, 37, 38

Reisdocument voor vreemdelingen

Type II: verblijfsvergunning regulier voor (onbepaalde tijd regulier)

25

Reisdocument voor vreemdelingen

Type III: verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

26

Reisdocument voor vluchtelingen

Type IV: verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd

27

Reisdocument voor vluchtelingen

Type V: verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene

25

Reisdocument voor vreemdelingen

Type V: verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene

27

Reisdocument voor vluchtelingen

Type EU/EER: verblijfsdocument voor gemeenschapsonderdanen

28, 29, 30, 40

Reisdocument voor vreemdelingen

Type Familielid EU/EER: verblijfsdocument voor familieleden van gemeenschapsonderdaan

28, 29, 30, 40

Reisdocument voor vreemdelingen

 

Aanvraagprocedure reisdocument voor vreemdelingen

C1 formulier

Bij de vaststelling van de aanspraak op een reisdocument voor vreemdelingen wordt gebruik gemaakt van het C1 formulier vaststelling aanspraak op een reisdocument ingevolge artikel 14 of 15 Paspoortwet. Hieronder lees je de uitleg over de verschillende onderdelen van het formulier en de werkwijze.

Het formulier bestaat uit drie onderdelen:

  • Onderdeel 1: Beoordeling van gegevens door de uitgevende instantie waar de aanvraag in ontvangst is genomen. Dit onderdeel vult de instantie in waar het document wordt aangevraagd;
     
  • Onderdeel 2A: Beoordeling van mogelijke verblijfsrechtelijke bedenkingen. Dit onderdeel wordt ingevuld door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND);
     
  • Onderdeel 2B: Beoordeling in het licht van de internationale betrekkingen. Dit onderdeel wordt ingevuld door de minister van Buitenlandse Zaken (BZ) als er geen sprake is van een standaardaanvraag. Uitleg over standaardaanvragen staat hieronder. 

De IND en BZ geven een advies over de aanvraag van een reisdocument voor vreemdelingen. De uitgevende instantie waar het document wordt aangevraagd, beslist uiteindelijk of het reisdocument voor vreemdelingen wordt afgegeven.

Tijdens de volledige procedure is de uitgevende instantie dossierhouder en aanspreekpunt voor de aanvrager. Het originele C1 formulier en de aanvullende documenten worden bij de uitgevende instantie bewaard. De IND en Buitenlandse Zaken ontvangen alleen een kopie van het C1 formulier.

De uitgevende instantie geeft de aanvraag een kenmerk, zodat de onderdelen 1, 2A en eventueel 2B met elkaar worden verbonden. Het kenmerk van de aanvraag mag niet te herleiden zijn tot een persoon.

Onderdeel 1: Beoordeling van gegevens door de uitgevende instantie waar de aanvraag in ontvangst is genomen.

De burgemeester of gezaghebber die de aanvraag in ontvangst heeft genomen, controleert een aantal gegevens aan de hand van onderdeel 1 van het C1-formulier. De volgende gegevens worden gecontroleerd:

  • Nationaliteit;
  • Gegevens over binnenkomst in het Koninkrijk; en
  • Rechtmatig verblijf (verblijfstitel en verblijfsdocument).

De gezaghebber raadpleegt voor deze controle de Basisadministratie persoonsgegevens BES (BapBES) en de burgemeester raadpleegt de Basisregistratie Personen (BRP).

Controleren nationaliteit

De nationaliteit wordt vastgesteld aan de hand van een vergelijking tussen gegevens in de BRP of BapBES en het door de aanvrager overgelegde verblijfsdocument. Komt de nationaliteit in de BRP of BapBES overeen met de nationaliteit op het verblijfsdocument? Dan kun je uitgaan van deze nationaliteit. Komen de nationaliteit in de BRP of BapBES niet overeen met de gegevens op het verblijfsdocument? Dan is het verblijfsdocument leidend voor de bepaling van de nationaliteit en daarmee de vaststelling voor de territoriale geldigheid van het reisdocument.

Vaststellen rechtmatig verblijf

De gegevens over het rechtmatig verblijf (verblijfstitel) van de aanvrager worden door de burgemeester gecontroleerd door de gegevens in de BRP te vergelijken met het verblijfsdocument. Als de gegevens uit de BRP niet overeenkomen met de gegevens op het verblijfsdocument neem je contact op met de IND (de ketenservice van de IND is te bereiken op telefoonnummer 088 – 04 30 500). De IND controleert vervolgens de verblijfstitel in de vreemdelingenadministratie. De verblijfstitel in de vreemdelingenadministratie is dan leidend. 

De gezaghebber moet altijd bij de IND nagaan of er sprake is van een geldige verblijfstitel. Deze gegevens worden namelijk niet in de BapBES verwerkt.

Onderdeel 2A Beoordeling van mogelijke verblijfsrechtelijke bedenkingen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)

Nadat de burgemeester / gezaghebber het C1 formulier heeft ingevuld wordt een kopie van het C1 formulier onderdeel 1 gestuurd naar de IND. De IND controleert op het paspoortvereiste en of er op verblijfsrechtelijke gronden bedenkingen zijn tegen de verstrekking van een reisdocument voor vreemdelingen. Er zijn in ieder geval sprake van bedenkingen indien:

  • Aanvrager niet is vrijgesteld van het paspoortvereiste.
  • Aanvrager (in het verleden) in het bezit is (geweest) van een paspoort van een andere autoriteit, of;
  • als er andere verblijfsrechtelijke bedenkingen zijn (verblijfsdocument wordt niet verlengd, verblijfsdocument is of wordt ingetrokken).

Na de controle informeert de IND de burgemeester / gezaghebber door onderdeel 2A van het C1 formulier ingevuld terug te sturen.

Onderdeel 2B: Controle internationale betrekkingen door ministerie van Buitenlandse Zaken

Na ontvangst van de onderdeel 2A van het C1 formulier van de IND wordt beoordeeld door de uitgevende instantie of de aanvraag een standaardaanvraag is. Voor deze beoordeling kan gebruik worden gemaakt van de ‘circulaire over beoordeling aanvraag vreemdelingenpaspoort in het licht van internationale betrekkingen’. 

Standaardaanvraag

Betreft de aanvraag een standaardaanvraag dan hoeft de aanvraag niet voorgelegd te worden aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Er zijn drie standaardaanvragen:

  1. Een vervolgaanvraag voor een reisdocument voor vreemdelingen.

    Een aanvraag kan worden goedgekeurd door de burgemeester of gezaghebber indien de aanvrager al eerder een reisdocument voor vreemdelingen heeft gekregen.
     
  2. Een aanvraag waarvan de aanvrager uit een uitzonderingsland komt en de IND heeft ontheffing verleend van het paspoortvereiste.

    De aanvrager heeft de nationaliteit van een land dat staat op de uitzonderingslijst. Van een uitzonderingsland staat reeds vast dat er in Nederland of omringende landen geen nationale vertegenwoordiging is die een reisdocument kan verstrekken aan betrokkene. Bij deze landen is er geen bezwaar tegen afgifte van een reisdocument voor vreemdelingen vanuit internationale betrekkingen. Op de uitzonderingslijst staan de landen: Somalië, Sierra Leone, Liberia en Guinee. Een aanvrager uit één van deze landen hoeft niet aan te tonen dat hij of zij geen reisdocument kan krijgen van de eigen autoriteiten. Als de aanvrager toch in het bezit is van een geldig paspoort van Sierra Leone, Liberia of Guinee dan komt hij niet in aanmerking voor een reisdocumenten voor vreemdelingen.
     
  3. Een aanvraag die valt binnen het vijf jaren beleid en de IND heeft ontheffing verleend van het paspoortvereiste.

    De aanvrager bevindt zich langer dan vijf jaar legaal in Nederland én de IND heeft ontheffing verleend van het paspoortvereiste. Of een aanvrager zich reeds langer dan vijf jaar in Nederland bevindt staat op onderdeel 2A. De IND vult hier de datum inschrijving in het IND-informatiesysteem in.

Ook wanneer de nationaliteit van de aanvrager onbekend is, hoeft de aanvraag niet voorgelegd te worden aan de minister van Buitenlandse Zaken. Er kan namelijk geen uitsluitsel worden geven over de internationale betrekkingen als de nationaliteit van de aanvrager onbekend is.

Geen standaardaanvraag

Als de aanvraag niet valt onder een standaardaanvraag of als hier twijfel over is, moet de aanvraag voor inhoudelijke beoordeling worden voorgelegd aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Indien de aanvraag niet valt onder één van de standaardaanvragen dan moet de aanvrager bewijsstukken overleggen dat hij geen reisdocument van een ander land kan krijgen of dit redelijkerwijs niet gevraagd kan worden. Voorbeelden van bewijsstukken:

  • Onbeantwoorde aangetekende brieven van de aanvrager aan de ambassade of het consulaat van het land waarvan de aanvrager de nationaliteit bezit, of;
  • een reactie van de ambassade of consulaat dat geen reisdocument verstrekt kan worden. 

De uitgevende instantie stuurt een kopie van onderdeel 1 en 2A (IND) van het C1 formulier en de bewijsstukken naar het ministerie van Buitenlandse Zaken. De minister van Buitenlandse Zaken informeert de uitgevende instantie schriftelijk, geeft bij mogelijke bedenkingen een motivatie en stuurt het C1 formulier onderdeel 1 en 2A (IND) aangevuld met onderdeel 2B terug. Op basis van deze schriftelijke motivering van de minister van Buitenlandse Zaken kan de burgemeester of gezaghebber een gemotiveerd besluit nemen over de aanspraak op een reisdocument voor vreemdelingen.

Uitzonderingen geen C1 nodig

Een reisdocument voor vreemdelingen kan direct worden aangevraagd zonder het C1 formulier in de volgende situaties:

Aanvrager is staatloos (zowel in BRP als verblijfsdocument)

Een staatloze die in het Koninkrijk is toegelaten heeft recht op een reisdocument voor vreemdelingen. De betrokkene moet in het bezit zijn van een in Nederland afgegeven;

  • geldige vergunning tot verblijf voor onbepaalde duur of;
  • geldige vergunning tot verblijf voor bepaalde duur.

Aanvrager is

  • jonger dan 16 jaar;
  • geboren in Nederland;
  • in het bezit van een verblijfsvergunning regulier, en;
  • beide ouders bezitten een verblijfsvergunning asiel, of indien aanvrager slechts één juridische ouder heeft, moet deze ouder de status van asielgerechtigde hebben en gezag uitoefenen over het kind 

Het te verstrekken reisdocument voor vreemndelingen mag niet langer geldig zijn dan de datum waarop de minderjarige zestien jaar wordt. Is de minderjarige zestien jaar of ouder dan moet de normale aanvraagprocedure met een C1 formulier worden gevolgd.

Territoriale geldigheid reisdocument voor vreemdelingen

Een reisdocument voor vreemdelingen is geldig voor alle landen behalve het land waarvan de houder de nationaliteit heeft. Dit wordt de beperking van de territoriale geldigheid genoemd. Dit komt doordat het land waarvan de houder de nationaliteit bezit zelf bepaalt wie zijn onderdanen zijn, een reisdocument mag krijgen en toegang heeft tot dat land. 

De beperking van de territoriale geldigheid wordt opgenomen in het reisdocument met standaardclausule Xa (Uitgezonderd/Except/à l’Exception de…,).  

Is de nationaliteit van de aanvrager bekend en hetzelfde in de BRP en in het verblijfsdocument? Dan moet de clausule voor beperking territoriale geldigheid opgenomen worden in het reisdocument. Is de nationaliteit van de aanvrager in de BRP onbekend en staat op het verblijfsdocument wel een nationaliteit is vermeld? Dan is het verblijfsdocument leidend voor de bepaling van de nationaliteit en daarmee de vaststelling voor de territoriale geldigheid van het reisdocument. In de tabel ‘Vaststelling territoriale geldigheid reisdocument voor vreemdelingen’ is te zien wanneer de clausule wel of niet opgenomen moet worden.

Vaststelling territoriale geldigheid reisdocument voor vreemdelingen

Nationaliteit in BRP

Nationaliteit op verblijfsdocument

Wel of geen clausule opnemen

Onbekend

Onbekend

Geen uitzonderingsland opnemen

Onbekend

Bekend

Uitzonderingsland opnemen

(Het verblijfsdocument is leidend voor het opnemen van het uitzonderingsland)

Bekend

Onbekend

Eerst nieuw verblijfsdocument aanvragen bij IND met vermelding nationaliteit daarna aanvraag vreemdelingenreisdocument 

Bekend en hetzelfde als op het verblijfsdocument

Bekend en hetzelfde als in de BRP

Uitzonderingsland opnemen

Bekend maar wijkt af van het verblijfsdocument

Bekend maar wijkt af van de BRP

Neem contact op met IND

Geldigheidsduur reisdocument voor vreemdelingen

De regels voor de geldigheidsduur van reisdocumenten voor vreemdelingen zijn te vinden in de Paspoortwet (PW) (artikel 13) en in de PUN (waaronder artikel 16). De tabel ‘Vaststelling geldigheidsduur reisdocument voor vreemdelingen bij verblijfstitel' bevat een overzicht van de geldigheidsduur voor reisdocumenten voor vreemdelingen. Ook staat erin of de einddatum van de geldigheid wel of niet ingevuld moet worden.

Vaststellen geldigheidsduur reisdocument voor vreemdelingen

Type verblijfsdocument

Verblijfstitel

Verblijfsvergunning voor bepaalde / onbepaalde tijd

Geldigheidsduur reisdocument voor vreemdelingen

Einddatum geldigheid invullen bij aanvraag

Type I: verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

21, 22, 23, 24, 35, 36, 37, 38

Bepaalde tijd

Geldig tot de datum waarop de geldigheidsduur van het verblijfsdocument eindigt, met een maximale geldigheidsduur van 5 jaar

Ja

Type II: verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd

25

Onbepaalde tijd

5 jaar

Nee

Type V: verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene

25

Onbepaalde tijd

5 jaar

Nee

Type EU/EER: verblijfsdocument voor gemeenschapsonderdanen

28, 29, 30, 40

Bepaalde tijd

Geldig tot de datum waarop de geldigheidsduur van het verblijfsdocument eindigt, met een maximale geldigheidsduur van 5 jaar

Ja

Type Familielid EU/EER: verblijfsdocument voor familieleden van gemeenschapsonderdaan

28, 29, 30, 40

Bepaalde tijd

Geldig tot de datum waarop de geldigheidsduur van het verblijfsdocument eindigt, met een maximale geldigheidsduur van 5 jaar

Ja

 

Veelgestelde vragen

Vraag: De betrokkene heeft onbekende nationaliteit, wat moet ik doen met de territoriale beperking?

Antwoord: Soms is de nationaliteit van de aanvrager moeilijk vast te stellen. Of zijn de vereiste brondocumenten niet beschikbaar. Is dat het geval, dan bevat de persoonslijst van de aanvrager in categorie 04 van de BRP de code 0000 (onbekende nationaliteit).

Zegt de aanvrager (inmiddels) een nationaliteit te hebben? Of is er onzekerheid over de (onbekende) nationaliteit in de BRP? Dan wordt er een onderzoek ingesteld naar de nationaliteit (art. 2.6 lid 3 Paspoortbesluit). Dit onderzoek wordt uitgevoerd op grond van artikel 2.15 Wet BRP. De uitkomst van het onderzoek kan dan in de BRP opgenomen worden bij de persoonsgegevens van de aanvrager.  

Biedt het onderzoek geen zekerheid, dan hoeft de territoriale beperking niet in het reisdocument opgenomen te worden (zie Vaststellen territoriale geldigheid reisdocument voor vreemdelingen).

Vraag: De houder van het reisdocument voor vreemdelingen heeft de Nederlandse nationaliteit verkregen. Wat moet ik doen? 

Anwoord: Het reisdocument voor vreemdelingen vervalt van rechtswege als de houder de Nederlandse nationaliteit verkrijgt. Het is raadzaam de houder hierover te informeren vóór de naturalisatieceremonie, zodat hij het reisdocument direct op de ceremonie kan inleveren. Is dit gebeurd? Dan registreer je de inhouding in de BRP door het plaatsen van een ‘I’ in categorie 12 op de persoonslijst. Is de houder niet in de gelegenheid (geweest) om het reisdocument direct in te leveren? Dan registreer je het verval van rechtswege in de BRP door het plaatsen van een ‘R’ in categorie 12 op de persoonslijst.

Vraag: Wanneer kan ik een reisdocument voor vreemdelingen weigeren?

Antwoord: Een reisdocument kan geweigerd worden als de aanvrager is opgenomen in het Register paspoortsignaleringen (RPS). In het RPS staan gegevens van mensen van wie het recht op een paspoort wordt beperkt.

Vraag: De gegevens in de BRP en het verblijfsdocument komen niet overeen, wat moet ik doen?

Antwoord: Als de nationaliteit in de BRP onbekend is en op het verblijfsdocument wel is opgenomen, dan is het verblijfsdocument leidend voor de bepaling van de nationaliteit en daarmee de vaststelling voor de territoriale geldigheid van het reisdocument. Als de nationaliteit in de BRP afwijkt van de nationaliteit op het verblijfsdocument, dan moet daar een gericht onderzoek naar worden gedaan. Wanneer de gegevens over het rechtmatig verblijf (verblijfstitel) uit de BRP niet overeenkomen met de gegevens van het verblijfsdocument, neem dan contact op met de Ketenservice van de IND: telefoonnummer 088-0430500.


Circulaires

Om de aanvraag zo efficiënt mogelijk te laten verlopen, zijn er twee circulaires en een stappenplan beschikbaar:

Delen

Naslagwerk

Aanvragen reisdocumenten voor vluchtelingen

Aanvragen reisdocumenten voor vluchtelingen

Vreemdelingen met een geldige verblijfsvergunning kunnen een reisdocument voor vreemdelingen aanvragen. Met dat reisdocument kan de houder reizen buiten Nederland. De vreemdeling die een reisdocument aanvraagt, moet aan verschillende voorwaarden voldoen.

Recht op aanspraak reisdocument vluchteling vaststellen

Een vluchteling heeft recht op een Nederlands reisdocument van maximaal 5 jaar als hij in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde of onbepaalde tijd. Een reisdocument kan geweigerd worden als betrokkene is opgenomen in het Register paspoortsignaleringen (RPS). In de tabel ‘Vaststelling aanspraken op reisdocument vreemdelingen en vluchtelingen’ hieronder staat welk reisdocument verstrekt mag worden bij welke verblijfsvergunning en verblijfstitel.

Vaststelling aanspraken op reisdocument voor vreemdelingen en vluchtelingen

Documentnummer

Verblijfstitel

Soort reisdocument

I (verblijfsvergunning voor bepaalde tijd regulier)

21, 22, 23, 24, 28, 29, 30, 35, 36, 37 of 38

Reisdocument voor vreemdelingen

II (verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd regulier)

25

Reisdocument voor vreemdelingen

III (verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel)

26

Reisdocument voor vluchtelingen

IV (verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd asiel)

27

Reisdocument voor vluchtelingen

V (EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene)

25

Reisdocument voor vreemdelingen

V (EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene)

27

Reisdocument voor vluchtelingen

Heeft de aanvrager geen recht op een reisdocument voor vluchtelingen, dan komt de aanvrager misschien in aanmerking voor een reisdocument voor vreemdelingen.

Verschil in gegevens BRP en verblijfsdocument

Als de nationaliteit in de Basisregistratie Personen (BRP) onbekend is en op het verblijfsdocument wel vermeld staat, dan is het verblijfsdocument leidend voor de bepaling van de nationaliteit. En daarmee is het verblijfsdocument ook leidend voor de vaststelling van de territoriale geldigheid van het reisdocument.

Wanneer de nationaliteit in de BRP bekend is en niet overeenkomt met de nationaliteit op het verblijfsdocument, neemt u dan contact op met de Ketenservice van de IND: telefoonnummer 088-0430500. Dit geldt ook wanneer de gegevens over het verblijf (verblijfstitel) uit de BRP niet overeenkomen met de gegevens van het verblijfsdocument.

Geldigheidsduur reisdocument voor vluchtelingen

De regels voor de geldigheidsduur van reisdocumenten voor vluchtelingen staan in de Paspoortwet (artikel 11) en in het paspoortbesluit (artikel 2.8). Het type verblijfsvergunning (verblijfstitel of nummer verblijfsvergunning) bepaalt de geldigheidsduur van het reisdocument. De tabel ‘Geldigheid reisdocument bij verblijfstitel’ toont de geldigheidsduur van het reisdocument bij een bepaalde verblijfstitel. De tabel toont ook of de einddatum van geldigheid wel of niet ingevuld moet worden bij de aanvraag.

Geldigheid reisdocument bij verblijfstitel

Documentnummer

Verblijfstitel

Geldigheidsduur

Einddatum geldigheid  invullen bij aanvraag

III (verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel)

26

Gerelateerd aan geldigheidsduur verblijfsdocument, met een minimum van 1 en een maximum van 3 jaar

Wel invullen

IV (verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd asiel)

27

5 jaar

Niet invullen

V (EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene)

27

5 jaar

Niet invullen

Nummer verblijfsdocument vermelden bij aanvraag reisdocument

Sinds begin oktober 2019 is de nummering van verblijfsdocumenten aangepast. In het vluchtelingenpaspoort moet het nummer van het verblijfsdocument als volgt worden vermeld:
Het type verblijfsdocument (Romeinse cijfer III, IV of V), gevolgd door een streepje, de letter V en 8 cijfers en/of letters. Voorbeeld: III-V123AL568. Het cijfer ‘0’ en de letter ‘O’ worden niet meer opgenomen in het nummer van het verblijfsdocument.
Het nummer van het verblijfsdocument wordt op pagina 3 van het vluchtelingenpaspoort vermeld. Het vermelden wordt bepaald door het vluchtelingenverdrag.

Territoriale geldigheid reisdocument voor vluchtelingen

Een reisdocument voor vluchtelingen is geldig voor alle landen, met uitzondering van het land waarvan de houder de nationaliteit bezit (beperking van de territoriale geldigheid). Een reisdocument voor vluchtelingen is niet geldig voor het land van herkomst omdat een land het recht heeft te bepalen wie zijn onderdanen zijn. En wie van die onderdanen een reisdocument mag krijgen en zich daarmee identificeert.

De beperking territoriale geldigheid wordt opgenomen in het reisdocument met standaardclausule Xa (Uitgezonderd/Except/à l’Exception de…, artikel 2.8 Paspoortbesluit en artikel 39 lid 4 PUN).

Vaststellen territoriale geldigheid reisdocument voor vluchtelingen

Is de nationaliteit van de aanvrager bekend en is deze hetzelfde in de BRP en in het verblijfsdocument? Dan moet de clausule voor beperking territoriale geldigheid opgenomen worden in het reisdocument. Als de nationaliteit in de BRP onbekend is en op het verblijfsdocument wel een nationaliteit staat, is ook in dit geval het verblijfsdocument leidend  voor de bepaling van de nationaliteit. Daarmee is het verblijfsdocument ook leidend voor de vaststelling van de territoriale geldigheid van het reisdocument.

Inname reisdocument voor vluchtelingen bij verkrijging Nederlandse nationaliteit

Het reisdocument voor vluchtelingen vervalt van rechtswege als de houder de Nederlandse nationaliteit verkrijgt (artikel 47 lid 1 onder b van de Paspoortwet). Het is raadzaam de houder hierover te informeren vóór de naturalisatieceremonie, zodat hij het reisdocument direct op de ceremonie kan inleveren. Is dit gebeurd? Dan registreert u de inhouding in de BRP door het plaatsen van een ‘I’ in categorie 12 op de persoonslijst. Is de houder niet in de gelegenheid (geweest) om het reisdocument direct in te leveren? Dan registreert u het verval van rechtswege in de BRP door het plaatsen van een ‘R’ in categorie 12 op de persoonslijst.

Delen

Abonneer op Instructies
Scroll naar boven