Overslaan en naar de inhoud gaan
Naslagwerk

Handreiking BSN voor Gebruikers

Handreiking BSN voor Gebruikers

1.    Inleiding

De Handreiking BSN voor Gebruikers beoogt organisaties die gebruik maken van het burgerservice- nummer (BSN) behulpzaam te zijn bij het implementeren van het BSN door het geordend aanbieden van de verschillende van toepassing zijnde procedures.

Per hoofdstuk zijn de procedures opgenomen met de bijbehorende uitleg.

Deze handleiding is bestemd voor alle gebruikers van het BSN, in het bijzonder voor de medewerkers van deze organisaties die zich bezighouden met de implementatie van het gebruik van het BSN.

Voor gemeenten in hun rol van toekennende instantie is er een separate Handreiking BSN voor Burgerzaken beschikbaar op de website van Rijksdienst voor Identiteitsgegevens.

2.    Toegang tot de beheervoorziening

2.1    Aansluitprocedure

Wanneer een gebruiker wil aansluiten op de BV BSN om BSN-verificatievragen te stellen, moet een aansluitprocedure doorlopen worden. Deze procedure geeft in overzichtelijke stappen inzicht in het totale aansluittraject en zorgt er zo voor dat op een efficiënte en effectieve manier aangesloten kan worden op de BV BSN. Een beschrijving van de aansluitprocedure en de voor aanmelding benodigde formulieren zijn beschikbaar op www.rvig.nl
Wanneer een organisatie gebruik wil maken van de BV BSN, dan moet elke taak (overheid) en elke werkzaamheid (overige BSN-gebruikers) waarvoor het gebruik van de BV BSN beoogd wordt, gemeld worden aan Rijksdienst voor Identiteitsgegevens. Ook wanneer de BV BSN voor meerdere taken of werkzaamheden bevraagd gaat worden dan dient deze uitbreiding aan Rijksdienst voor Identiteitsgegevens voorgelegd te worden. Dit betekent overigens niet automatisch dat u een nieuwe technische verbinding moet leggen met de BV BSN. Via deze meldingen wordt door RvIG getoetst en bijgehouden voor welke taken en werkzaamheden verificatievragen aan de BV BSN worden gesteld. Een deel van deze gegevens wordt eveneens gebruikt voor het vullen en actueel houden van de website www.burgerservicenummer.nl.

2.2    Netwerk

De netwerktoegang tot de BV BSN is niet mogelijk via het openbare internet. Toegang is mogelijk via een aansluiting op Gemnet of Diginetwerk.

2.3    Techniek

Voor het stellen van verificatievragen aan de BV BSN dient de gebruiker te beschikken over een berichtenvoorziening. Deze berichtenvoorziening kan worden gebouwd op basis van een WSDL.

Daarnaast gelden de volgende technische uitgangspunten:

  • authenticatie van de BSN-gebruiker middels een PKI-overheidscertificaat.
  • er wordt gebruik gemaakt van XML/SOAP berichten over HTTPS (poort 443).
  • de BV BSN voorziet in een vraag- en een antwoordbericht met synchrone communicatie.
  • uitgangspunt is de ISO 10646 UTF-8 tekenset die overeenkomt met de (beperkte) GBA Teletex tekenset.
  • een vraagbericht bevat maximaal één vraag.
  • een antwoordbericht bevat één antwoord of een melding betreffende een uitzondering of fout.
  • een vraag mag alleen betrekking hebben op de toegestane zoekpaden en beschikbare gegevens.

2.4    Certificaten

Om toegang te krijgen tot de BV BSN moet u beschikken over een PKI Overheid certificaat; een Services certificaat van het type Server. Voor aansluiting dient u eenmalig de “NAW-gegevens” van het PKI Overheid certificaat te verstrekken aan RvIG om het certificaat te autoriseren voor het BV BSN-systeem. Het publieke deel van het certificaat dient als .pem of .cer bestand verzonden te worden aan info@RVIG.nl. Als u gebruik maakt van een bewerker en uw bewerker is aangesloten op de BV BSN met een PKI Overheid certificaat, dan heeft u zelf geen PKI Overheid certificaat nodig.

2.5    De Proefomgeving

Rijksdienst voor Identiteitsgegevens heeft voor testdoeleinden een proefomgeving ingericht voor de BV BSN. Alle webservices die door de BvBSN worden aangeboden, zijn beschikbaar op deze proefomgeving.

2.5.1    Toegang tot de proefomgeving

De proefomgeving is beschikbaar via ‘openbaar’ internet, via Gemnet en via Diginetwerk. In alle gevallen is een geldig PKI-Overheid certificaat nodig. Het gebruikte PKI-Overheidscertificaat moet aangemeld worden bij Rijksdienst voor Identiteitsgegevens om geautoriseerd te worden.

2.5.2    Beschikbare webservices

Op de proefomgeving is het volgende endpoint beschikbaar voor de webservices:

Via internet https://147.181.36.105/bvbsn60/gebruiker.asmx
Via Gemnet en Diginetwerk: https://lap.bvbsn.idm.diginetwerk.net/bvbsn60/gebruiker.asmx

De volgende webservices zijn aanwezig:

  • ZoekNr: toetsen van de geldigheid van een BSN;
  • HaalOpIdenGeg: opvragen identificerende gegevens o.b.v. een BSN;
  • ContrBsnIdenGeg: toetsen combinatie identificerende gegevens en BSN;
  • OpvrBsnIdenGeg: opvragen BSN o.b.v. identificerende gegevens;
  • VerificatieIdentiteitsDocument: opvragen geldigheid identiteitsdocument.

De betreffende versie is herkenbaar als commentaar bij de webservice:

2.5.3    Testdatabase

In de testdatabase zijn de gegevens opgenomen van een aantal testpersonen die gebruikt kunnen worden om te testen. De gegevens van deze testpersonen zijn gefingeerd en hebben geen enkele relatie met bestaande personen. De inhoud van de testdatabase kunt u opvragen via info@rvig.nl.

2.6    De Productieomgeving

Op de productieomgeving zijn de webservices via Gemnet en Diginetwerk als volgt bereikbaar: https://bvbsn.idm.diginetwerk.net/bvbsn60/gebruiker.asmx

3.    De BSN Verificatievraag

3.1    De BSN-verificatievraag

De Beheervoorziening BSN (BV BSN) vervult een aantal belangrijke taken. Zo verzorgt de BV BSN het genereren, distribueren, beheren en raadplegen van het BSN.

Ook verzorgt de BV BSN de toegang tot de identificerende gegevens in de achterliggende basisregistratie Personen (BRP)) en toegang tot de landelijke registers voor identiteitsdocumenten (paspoorten, rijbewijzen en vreemdelingendocumenten) die voor identiteitsverificatie aan het loket kunnen worden gebruikt. Deze functionaliteit wordt samengevat onder de term BSN-verificatievraag.

De volledige functionaliteit van de BV BSN, inclusief de mogelijkheid BSN-verificatievragen te stellen, is beschreven in het Logisch Ontwerp BSN (www.rvig.nl).

3.2    Wanneer de BSN-verificatievraag stellen

Bij gebruik van het BSN aan het loket van een BSN-gebruiker biedt de Beheervoorziening BSN de volgende functionaliteit op het gebied van identiteitsverificatie:

  • het online verifiëren van de geldigheid van een identiteitsdocument
  • het online verifiëren van een BSN en/of persoonsgegevens

Aansluiten op de BV BSN om toegang te hebben tot deze functionaliteit is optioneel, tenzij in sectorale wetgeving de verplichting hiertoe is opgenomen.

De BV BSN toetst de geldigheid van het BSN in het eigen nummerregister maar haalt identificerende gegevens op via koppeling met de GBA-V. Er is een beperkte gegevensset van elke actuele PL opgeno- men. Door het stellen van een BSN-verificatievraag (ophalen identificerende gegevens) aan de BV BSN worden dus actuele identificerende gegevens en het BSN uit de BRP opgehaald.

BSN-gebruikers dienen te beseffen dat de BSN-verificatievragen alleen online en ad-hoc gesteld kunnen worden. Met deze aansluiting op de BV BSN kunnen geen afnemerindicaties worden geplaatst op persoonslijsten in de BRP zodat bestanden spontaan actueel kunnen worden gehouden. Voor het uitvoeren van backoffice-taken of bulkprocessen is aansluiting op de BV BSN nauwelijks zinvol.

3.3    Wie mogen de BSN-verificatievraag stellen

In de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer is bepaald welke organisaties BSN-gebruiker zijn. Alle BSN-gebruikers mogen verificatievragen aan de BV BSN stellen.

Op basis van onderstaand schema kan worden bepaald of een organisatie gebruiker is en dus bevoegd om verificatievragen aan de BV BSN te stellen.

Image
Schematisch overzicht: wie mogen de BSN-verificatievraag stellen

 

3.4    Soorten vragen

Er zijn 5 soorten BSN-verificatievragen:

Toetsen of een identiteitsdocument geldig is

Veelal is bij aanvang van een dienstverlening op basis van het BSN identiteitsverificatie wenselijk. Gebruikers van het BSN-stelsel kunnen verifiëren of het Nederlandse identiteitsdocument een geldig document is zoals bedoeld in de Wet op de Identificatieplicht (WID). De BV BSN bevraagt hierbij op de achtergrond documentregisters voor reisdocumenten, rijbewijzen en vreemdelingendocumenten.

Toetsen of een nummer een BSN is

Op basis van het invoeren van het BSN wordt door de beheervoorziening BSN gemeld of het opgegeven nummer een BSN is.
Het antwoord op deze vraag geeft aan of u te maken hebt met een geldig toegekend BSN of dat het nummer niet (meer) bestaat.
Als het nummer als BSN is toegekend aan een persoon krijgt u de melding ‘nummer is een BSN’.
Als het opgegeven nummer niet (of niet meer) als BSN in omloop is of niet voldoet aan de elfproef krijgt u de melding ‘nummer is geen BSN’.

Toetsen welke identificerende gegevens bij een BSN horen

Op basis van het invoeren van een BSN wordt een set aan dit BSN gekoppelde identificerende gegevens opgehaald uit de achterliggende authentieke registraties en gemeld aan de gebruiker.

Toetsen welk BSN bij identificerende gegevens hoort

Op basis van het invoeren van identificerende gegevens wordt een BSN opgehaald. Het opvragen kan met een deel van de identificerende gegevens (bijv. voornamen, achternaam, geboortedatum),
tenzij deze combinatie niet leidt tot één gevonden persoon.

Toetsen van de combinatie BSN met identificerende gegevens

Op basis van het BSN en een set identificerende gegevens wordt getoetst of deze bij elkaar horen.

BSN-gebruikers die overheidsorgaan zijn, mogen alle hieronder opgesomde soorten vragen stellen. Gebruikers die geen overheidsorgaan zijn, mogen in principe alleen de eerste twee functionaliteiten gebruiken. Uitbreiding met andere functionaliteiten kan alleen op grond van wetgeving. Onderstaande beslisboom kan helpen te bepalen of, en zo ja, welke vragen door een organisatie gesteld mogen worden.

Beslisboom gebruik Beheervoorziening burgerservicenummer

Image
Beslisboom gebruik Beheervoorziening burgerservicenummer

Met aansluiting van de BSN-gebruiker op de BV BSN, zal binnen diens organisatie moeten worden vastgesteld welke personen autorisatie krijgen om verificatievragen te mogen stellen aan de BV BSN. Daarbij zullen procedures moeten worden afgesproken om onterecht gebruik te voorkomen en verandering en vernieuwing van de autorisaties mogelijk te maken.

3.5    Gegevensset

Als antwoord op de laatste 3 BSN-verificatievragen worden de identificerende gegevens getoond. Het betreft de volgende gegevensset:

Image
Tabel met gegevensset BSN

Voor een nadere uitwerking van de elementen binnen deze groepen en de mogelijke zoekpaden wordt verwezen naar het LO BSN.

4.    Het Foutenmeldpunt

4.1    Inleiding

Met het in beheer nemen van de BV-BSN heeft Rijksdienst voor Identiteitsgegevens zich gecommitteerd aan het inrichten van een foutenmeldpunt voor het melden van BSN-nummerfouten. Dit fouten- meldpunt moet zorg dragen voor de registratie en coördinatie van de oplossing van nummerfouten.
Het oplossen van de fouten is voorbehouden aan de registerhouders.

Om dit proces te faciliteren is het Foutenmeldpunt (FMP) ontwikkeld. Het FMP is een webapplicatie waar een foutvermoeden in geregistreerd kan worden. Vervolgens ondersteunt het FMP in het toewijzen en bewaken van de benodigde activiteiten ten behoeve van de afhandeling van het foutvermoeden.

4.2    Proces

Een BSN-gebruiker kan constateren dat er bijvoorbeeld een zelfde BSN bestaat bij meerdere personen of dat er mogelijk meerdere BSN’s bestaan bij dezelfde persoon. De gebruiker kan deze zogenaamde foutvermoedens melden bij het FMP zodat deze beoordeeld en waar nodig hersteld kunnen worden.
Na melding van de fout wordt deze opgenomen in het FMP. Het FMP stuurt direct een bevestiging van de melding per mail aan de melder; deze bevestiging bevat een uniek identificatienummer. Na beoordeling van het foutvermoeden door de gegevensbeheerder van Rijksdienst voor Identiteitsgegevens zijn de mogelijke vervolgstappen:

  • het foutvermoeden wordt doorgestuurd naar de registerhouder die de fout moet onderzoeken en oplossen;
  • er wordt advies gevraagd aan de Belastingdienst;
  • de fout wordt direct opgelost in de BV BSN;
  • het foutvermoeden wordt gekwalificeerd als niet terecht waarna het dossier direct gesloten wordt. De indiener van het foutvermoeden wordt hiervan per mail op de hoogte gesteld.

Het doorsturen van het foutvermoeden naar de registerhouder gebeurt door middel van een mail naar de contactpersoon van deze organisatie met daarin een link naar het FMP. Door op de link te klikken wordt de betreffende medewerker direct naar de foutmelding geleid. De registerhouder dient binnen de gestelde termijn het foutvermoeden in behandeling te nemen en deze na onderzoek en –zo nodig herstel– af te melden in het FMP.
Het FMP ontvangt de afmelding en sluit het dossier. Na sluiting van het dossier wordt de indiener van het foutvermoeden via mail op de hoogte gesteld van de wijze van afhandeling.

Schematisch ziet dit er als volgt uit:

Afhandeling nummerfouten

Image
Schematisch overzicht afhandeling nummerfouten

Wie mag fouten melden

Foutvermoedens kunnen zowel door registerhouders als BSN-gebruikers aan het FMP worden gemeld. Uitgezonderd zijn BSN-gebruikers die aangesloten zijn via een Sectorale Berichten Voorziening (SBV), bijvoorbeeld SBV-Z. Deze gebruikers melden hun foutvermoeden bij de SBV die vervolgens het fout- vermoeden via het FMP kan melden.
Burgers die een foutvermoeden hebben, dienen dit te melden aan de organisatie waar het foutvermoeden is ontstaan of bij de eigen gemeente.

Welke fouten melden

Bij het vermoeden van een fout in de combinatie van het nummer, de persoon en de persoonsgegevens die daaraan gekoppeld zijn, wordt dit gemeld aan het FMP. De soorten fouten die gemeld kunnen worden door een BSN-gebruiker of registerhouder zijn opgenomen in het overzicht ‘Mogelijke fouten’.

Afhandeling van fouten door registerhouders

Op het moment dat een foutvermoeden wordt doorgestuurd naar de betreffende registerhouder, wordt het vermoeden onderzocht en waar nodig het probleem opgelost. Het FMP wordt geïnformeerd over de uitkomst.

Indien de registerhouder een gemeente betreft, wordt bij ontvangst van een foutvermoeden het betreffende gegeven in onderzoek gezet op de persoonslijst (PL) in de BRP. Het oplossen van een fout binnen de GBA geschiedt overeenkomstig de gebruikelijke BRP procedures. Mogelijke herstelacties zijn opgenomen in het overzicht ‘mogelijke fouten’.

Techniek

Het FMP is een webapplicatie die bereikbaar is via https://www.fmpbsn.nl

De verbinding (inclusief gebruikersnaam en wachtwoord) met het FMP is beveiligd via een PKI Overheid certificaat op de server. Aan de kant van de gebruiker is geen certificaat benodigd.

Afhandeltermijnen foutvermoedens

Ten behoeve van de afhandeling van foutvermoedens zijn afhandeltermijnen bepaald. De termijn waarbinnen fouten dienen te worden opgelost, is 10 werkdagen. De termijn gaat in op het moment dat een foutvermoeden aan het FMP wordt gemeld.

Binnen deze termijn worden door Gegevensbeheer RvIG activiteiten uitgezet waaraan een uiterste afhandeldatum is gekoppeld. Het FMP en de gegevensbeheerder bij RvIG bewaken de uiterste data van een activiteit en de afhandeltermijn.

Toegang

Toegang tot het FMP wordt verkregen via een gebruikersnaam/wachtwoord combinatie. Elke BSN- gebruiker heeft deze inloggegevens per brief ontvangen.
Voor de verzending van mailberichten door het FMP naar GBA-afnemers of gemeenten wordt gebruik gemaakt van het mailadres van de bij RvIG geregistreerde GBA-contactpersoon.
Voor overige BSN-gebruikers is een aparte contactpersoon met mailadres opgenomen.

4.3    Het FMP, de Terugmeldvoorziening (TMV) en het BSN-punt

Het FMP, de TMV en het BSN-punt hebben allen te maken met foutvermoedens, maar dienen in verschillende situaties te worden gebruikt:
•    Het vermoeden van een nummerfout wordt aan het FMP gemeld. Er is twijfel over de combinatie van één nummer, één set persoonsgegevens en één persoon.

•    Het vermoeden van fouten in de persoonsgegevens (niet zijnde het BSN) wordt aan de TMV gemeld.

•    Een burger die een probleem heeft met zijn BSN zal zich in eerste instantie moeten wenden tot de betreffende BSN-gebruiker of registerhouder. Indien het een terecht foutvermoeden betreft, dient de BSN-gebruiker of registerhouder het foutvermoeden te melden in het FMP. Wanneer de BSN-gebruiker of registerhouder het BSN-probleem niet onderschrijft en ook niet wenst te onderzoeken, kan de burger zich wenden tot het BSN-punt. Het BSN-punt onderzoekt het probleem en stelt een zogenaam- de zienswijze op.

4.4    Mogelijke fouten
Onderstaand een overzicht van de foutvermoedens die door een BSN-gebruiker of registerhouder geconstateerd kunnen worden. Toekomstige RNI-situaties zijn hierin niet opgenomen. Daarbij opgenomen zijn de prioriteit van een foutvermoeden, de mogelijke herstelacties en de mogelijke oorzaken.

 

Delen

Naslagwerk

Handreiking BSN voor Burgerzaken en RNI

Handreiking BSN voor Burgerzaken en RNI

De Handreiking BSN voor Burgerzaken en RNI beoogt gemeenten en de registratiehouder RNI die gebruik maken van het burgerservicenummer (BSN) behulpzaam te zijn bij het implementeren van het burger­ servicenummer door het geordend aanbieden van de verschillende van toepassing zijnde procedures.

Per hoofdstuk zijn de procedures opgenomen met de bijbehorende uitleg.

Voor organisaties in hun rol van gebruiker van het burgerservicenummer is een separate Handreiking BSN voor Gebruikers beschikbaar op de website van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens.

1.    De presentievraag

1.1    Inleiding

De presentievraag is bedoeld om de consistentie tussen de stelsels BRP en BSN bij inschrijving te waarborgen.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (Wabb) wordt het burgerservicenummer uitgegeven door gemeenten.
Vanaf de inwerkingtreding van de Wet BasisRegistratie Personen (BRP) wordt het burgerservicenummer ook uitgegeven door de registratiehouder RNI.
Het is daarbij noodzakelijk om zeker te stellen dat nummers niet dubbel worden toegekend. Iedere ingeschrevene moet een burgerservicenummer hebben en één burgerservicenummer dient bij één burger te horen, zodat persoonsgegevens betrouwbaar uitgewisseld kunnen worden op basis van dat nummer. De presentievraag is het instrument om de uniciteit van het burgerservicenummer zoveel mogelijk te waarborgen. Door het stellen van de presentievraag wordt gecontroleerd:

•    of de persoon niet al is ingeschreven in de BRP;
•    of er niet al een inschrijvingsprocedure is gestart in een andere gemeente;
•    of de persoon niet al een burgerservicenummer heeft.

1.2    Wanneer stelt je de presentievraag?

De presentievraag moet gesteld worden wanneer er sprake is van een eerste inschrijving in de BRP of een hervestiging vanuit het buitenland.
Dit betekent:

  • voor alle eerste inschrijvingen, met uitzondering van de inschrijving bij geboorte op basis van een geboorteakte, wordt een presentievraag gesteld;
  • voor alle vervolginschrijvingen, met uitzondering van de intergemeentelijke verhuizing, wordt een presentievraag gesteld.

Ook voor een hervestiging waarbij bekend is wat de voorgaande gemeente van inschrijving was, is het verplicht een presentievraag te stellen. Dat geldt zelfs als het de eigen gemeente of RNI­deelnemer betreft! De reden hiervoor is dat gecontroleerd moet worden dat de persoon niet al ergens anders is ingeschreven, dat de persoon een uniek burgerservicenummer heeft en dat foutvermoedens zo snel mogelijk worden getraceerd.

1.3    Het verloop van de cyclus

Het verloop van de cyclus is als volgt:

  1. De gemeente/RNI­deelnemer geeft identificerende gegevens op in een presentievraag.
  2. De gemeente/RNI­deelnemer stelt een verwachting op voor het presentieantwoord. Bijvoorbeeld: als de ingeschrevene verklaart nog nooit in Nederland gewoond te hebben maar wél als grensarbeider in Nederland belasting betaald heeft, is de verwachting dat de persoon gevonden wordt.
  3. Er komt één antwoord terug met daarin nul, één of meer sets persoonsgegevens (maximaal 10) die voldoen aan de identificerende gegevens.

De gemeente/RNI­deelnemer vergelijkt de ontvangen gegevens met de eigen verwachting. Als die overeenkomt, vervolgt de gemeente/RNI­deelnemer de inschrijvingsprocedure op basis van de ontvan­ gen gegevens. Als het antwoord afwijkt van de verwachting, moet de gemeente/RNI­deelnemer onderzoeken wat de situatie is. Bijvoorbeeld: als er meer dan 10 personen gevonden zijn, moet de gemeente/RNI­deelnemer een nieuwe presentievraag stellen met een meer toegespitste identificatie.

Identificatie

Het is belangrijk om bij de presentievraag de juiste set van identificerende gegevens mee te geven, afhankelijk van het type presentievraag

Bij vraagtype 1 zijn er drie verplichte gegevens om op te geven:

  • Geslachtsnaam
  • Geboortedatum
  • Geslachtsaanduiding

Bij vraagtype 2 zijn er vijf verplichte gegevens om op te geven:

  • Geslachtsnaam
  • Geboortedatum
  • Geslachtsaanduiding
  • Nationaliteit
  • Buitenlands persoonsnummer

Bij vraagtype 3 zijn er twee verplichte gegevens om op te geven:

  • Nationaliteit
  • Buitenlands persoonsnummer

Bij vraagtype 4 is er één verplicht veld om op te geven:

•    Geboortedatum

Indien één van deze gegevens ontbreekt, ontvangt de gemeente een foutbericht.
NB: Bij vraagtype 4 moet men aanvullende identificerende gegevens meegeven omdat er anders altijd meer dan 10 personen worden gevonden.

Daarnaast kunnen er één of meer aanvullende gegevens worden opgenomen, onder meer:

  • Voornaam of voornamen
  • Voorvoegsel
  • Geboorteland
  • Geboorteplaats

De aanvullende identificerende gegevens met de hoogste ‘trefkans’ zijn gegevens met een datum en die gegevens die in de Landelijke Tabellen zijn opgenomen (met code). Dit zijn:

  • Geboortedatum
  • Geslacht
  • Geboorteland
  • Nederlandse geboortegemeente

LET OP: Met de geslachtsnaam kunnen gemakkelijk fouten worden gemaakt, bijvoorbeeld als de ingeschrevene meerdere brondocumenten heeft met een verschillende naam.
Bijvoorbeeld: een Duitse vrouw met de geslachtsnaam Muller en getrouwd met meneer Kraus. Bij het stellen van een presentievraag met de geslachtsnaam Muller kan het presentieantwoord worden geïnterpreteerd als dat deze vrouw geen burgerservicenummer heeft. Om te bepalen of dit daadwerkelijk zo is, zal ook gezocht moeten worden op de naam Kraus. Deze situatie doet zich vaak voor bij Duitse, Poolse, Turkse en Marokkaanse nationaliteiten.

Soms is van een burger geen volledige geboortedatum bekend, maar alleen het geboortejaar. Zoeken op geboortedatum 19710000 resulteert in een zoekoperatie die naast 19710000 ook de data 19710101 en 19710701 meeneemt.

Bij twijfel een nieuw BSN toekennen

In het presentieantwoord kunnen meerdere sets persoonsgegevens voorkomen.
Als uit het presentieantwoord niet met zekerheid is vast te stellen of de gevonden persoon daadwerkelijk de gezochte persoon is, moet een nieuw burgerservicenummer toegekend worden. Het koppelen van een bestaand burgerservicenummer aan de verkeerde persoon moet te allen tijde voorkomen worden.

1.4    Intelligent zoeken

Bij het beantwoorden van de presentievraag zoekt de BV BSN niet alleen in de BRP, maar ook in de Registratie Niet­Ingezetenen (RNI). De registratie van bepaalde gegevens in RNI kan afwijken van de regels die in de BRP gehanteerd worden. Om te voorkomen dat personen ten onrechte niet gevonden worden vanwege afwijkende schrijfwijzen, wordt bij de beantwoording van de presentievraag gewerkt met ‘intelligent zoeken’. Intelligent zoeken betekent dat niet alleen gezocht wordt naar gegevens die exact overeenkomen met de opgegeven waarden, maar dat regels toegepast worden om de trefkans te vergroten.

Bij het intelligent zoeken hanteert de BV BSN de volgende stappen.

  1. Exact zoeken
    Alle gevraagde gegevens moeten exact gelijk zijn aan de gegevens in de databases.
  2. Diakrietentransformatie
    Diakritische tekens (trema, tilde, ogonek,…) worden verwijderd; Speciale tekens (œ,Þ,?,..) worden omgezet naar ‘gewone’ tekens; Alle spaties worden verwijderd;
    Alle hoofdletters worden in kleine letters omgezet; VOORBEELD: Otd?lenija’russkago => otdelenijarusskago;
  3. Transscriptie en Transliteratie
    Alle delen van de naam die mogelijke transliteratie­/transcriptieverschillen kennen, worden gecodeerd met cijfers;
    Alle dubbele letters en dubbele codes worden verwijderd; De letter ‘h’ wordt verwijderd;
    VOORBEELD: Visjhorroschtsch is gelijk aan Wijkhoroosc;
  4. Gebruik van tabellen
    Gewijzigde gemeentenamen worden omgezet naar de actuele namen; Gewijzigde landnamen worden omgezet naar de actuele namen.
  5. Toepassen van regels

Bij een vraag waarin Geslachtsaanduiding gebruikt wordt, wordt ook gezocht met Geslachtsaanduiding Onbekend;
Bij een vraag met een Geboortedatum waarvan alleen het geboortejaar bekend is (jjjj0000), wordt ook gezocht met jjjj0101 en jjjj0701;
Bij een vraag waarin slechts één enkele voornaam voorkomt, wordt ook gezocht bij personen die naast deze voornaam nog meer voornamen hebben;
De opgegeven voorvoegsels en geslachtsnaam worden gecombineerd tot één naam.

Vervolgens wordt er eerst gezocht op basis van de verplichte gegevens, ook al zijn er in de presentievraag aanvullende identificerende gegevens opgegeven. Als er 10 of minder treffers zijn, dan worden deze sets persoonsgegevens in het antwoordbericht aan de gemeente/RNI­deelnemer gestuurd. Zijn er meer dan 10 sets gegevens die voldoen aan de verplichte identificerende gegevens, dan wordt binnen de gevonden sets verder gezocht op basis van de aanvullende identificerende gegevens.

In het antwoordbericht wordt aangegeven wat de mate van overeenstemming is tussen de identifi­ cerende gegevens in de vraag en de gevonden gegevens in het antwoord. Het waardebereik loopt van ‘0000’ tot en met ‘1000’. Hoe groter de waarde, hoe groter de overeenkomst. De waarde ‘1000’ geeft aan dat er een volledige overeenstemming is tussen de identificerende gegevens in het vraagbericht en de gevonden gegevens in het antwoordbericht. De score ‘1000’ komt alleen voor bij een matching op basis van exact zoeken (stap 1). Hoe meer stappen in het intelligent zoeken nodig zijn om een match te maken, hoe lager de score wordt.

2.    Het Foutenmeldpunt

2.1    Inleiding

Met het in beheer nemen van de BVBSN heeft de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens zich gecommit­ teerd aan het inrichten van een foutenmeldpunt voor het melden van BSN­nummerfouten. Dit fouten­ meldpunt moet zorg dragen voor de registratie en coördinatie van de oplossing van nummerfouten.
Het oplossen van de fouten is voorbehouden aan de registerhouders.

Om dit proces te faciliteren is het Foutenmeldpunt (FMP) ontwikkeld. Het FMP is een webapplicatie waar een foutvermoeden in geregistreerd kan worden. Vervolgens ondersteunt het FMP in het toewijzen en bewaken van de benodigde activiteiten ten behoeve van de afhandeling van het foutvermoeden.

2.2    Proces

Een BSN­gebruiker kan constateren dat er mogelijk meerdere BSN’s bestaan bij dezelfde persoon.
De gebruiker kan deze zogenaamde foutvermoedens melden bij het FMP zodat deze beoordeeld en waar nodig hersteld kunnen worden.
Na melding van de fout wordt deze opgenomen in het FMP. Het FMP stuurt direct een bevestiging van de melding per mail aan de melder; deze bevestiging bevat een uniek identificatienummer. Na beoordeling van het foutvermoeden door de gegevensbeheerder van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens zijn de mogelijke vervolgstappen:

  • het foutvermoeden wordt doorgestuurd naar de registerhouder die de fout moet onderzoeken en oplossen;
  • de fout wordt direct opgelost in de BV BSN;
  • het foutvermoeden wordt gekwalificeerd als niet terecht waarna het dossier direct gesloten wordt. De indiener van het foutvermoeden wordt hiervan per mail op de hoogte gesteld.

Het doorsturen van het foutvermoeden naar de registerhouder gebeurt door middel van een mail naar de contactpersoon van deze organisatie met daarin een link naar het FMP. Door op de link te klikken wordt de betreffende medewerker direct naar de foutmelding geleid. De registerhouder dient binnen de gestelde termijn het foutvermoeden in behandeling te nemen en deze na onderzoek en –zo nodig herstel– af te melden in het FMP.
Het FMP ontvangt de afmelding en sluit het dossier. Na sluiting van het dossier wordt de indiener van het foutvermoeden via mail op de hoogte gesteld van de wijze van afhandeling.

Schematisch ziet dit er als volgt uit:

Afhandeling nummerfouten

Image
Schematisch overzicht van afhandeling nummerfouten

Wie mag fouten melden

Foutvermoedens kunnen zowel door registerhouders als BSN­gebruikers aan het FMP worden gemeld. Uitgezonderd zijn BSN­gebruikers die aangesloten zijn via een Sectorale Berichten Voorziening (SBV), bijvoorbeeld SBV­Z. Deze gebruikers melden hun foutvermoeden bij de SBV die vervolgens het fout­ vermoeden via het FMP kan melden.
Burgers die een foutvermoeden hebben, dienen dit te melden aan de organisatie waar het foutvermoeden is ontstaan of bij de eigen gemeente.

Welke fouten melden

Bij het vermoeden van een fout in de combinatie van het nummer, de persoon en de persoonsgegevens die daaraan gekoppeld zijn, wordt dit gemeld aan het FMP. De soorten fouten die gemeld kunnen worden door een BSN­gebruiker of registerhouder zijn opgenomen in het overzicht ‘Mogelijke fouten’.

Afhandeling van fouten door registerhouders

Op het moment dat een foutvermoeden wordt doorgestuurd naar de betreffende registerhouder, wordt het vermoeden onderzocht en waar nodig het probleem opgelost. Het FMP wordt geïnformeerd over de uitkomst.

Indien de registerhouder een gemeente betreft, wordt bij ontvangst van een foutvermoeden het betreffende gegeven in onderzoek gezet op de persoonslijst (PL) in de BRP. Het oplossen van een fout binnen de BRP geschiedt overeenkomstig de gebruikelijke BRP procedures. Mogelijke herstelacties zijn opgenomen in

Techniek

Het FMP is een webapplicatie die bereikbaar is via https://www.fmpbsn.nl

De verbinding (inclusief gebruikersnaam en wachtwoord) met het FMP is beveiligd via een PKI Overheid certificaat op de server. Aan de kant van de gebruiker is geen certificaat benodigd.

Afhandeltermijnen foutvermoedens

Ten behoeve van de afhandeling van foutvermoedens zijn afhandeltermijnen bepaald. De termijn waarbinnen fouten dienen te worden opgelost is 10 werkdagen. De termijn gaat in op het moment dat een foutvermoeden aan het FMP wordt gemeld.

Binnen deze termijn worden door Gegevensbeheer activiteiten uitgezet waaraan een uiterste afhandel­ datum is gekoppeld. Het FMP en de gegevensbeheerder bij de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens bewaken de uiterste data van een activiteit en de afhandeltermijnen.

Toegang

Toegang tot het FMP wordt verkregen via een gebruikersnaam/wachtwoord combinatie. Elke BSN­ gebruiker heeft deze inloggegevens per brief ontvangen.
Voor de verzending van mailberichten door het FMP naar BRP­afnemers of gemeenten wordt gebruik gemaakt van het mailadres van de bij de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens geregistreerde BRP­contactpersoon.
Voor overige BSN­gebruikers is een aparte contactpersoon met mailadres opgenomen.

2.3    Het FMP en de Terugmeldvoorziening (TMV)

Het FMP, en de TMV hebben beide te maken met foutvermoedens, maar dienen in verschillende situaties te worden gebruikt:

•    Het vermoeden van een nummerfout wordt aan het FMP gemeld. Er is twijfel over de combinatie van één nummer, één set persoonsgegevens en één persoon.
•    Het vermoeden van fouten in de persoonsgegevens (niet zijnde het BSN) wordt aan de TMV gemeld.
•    Een burger die een probleem heeft met zijn BSN zal zich moeten wenden tot de betreffende BSN­ gebruiker of registerhouder. Indien het een terecht foutvermoeden betreft, dient de BSN­gebruiker of registerhouder het foutvermoeden te melden in het FMP. Wanneer de BSN­gebruiker of registerhouder het BSN­probleem niet onderschrijft en ook niet wenst te onderzoeken, kan de burger zich wenden tot de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens. . Deze onderzoekt het probleem en bevordert oplossing van de foutsituatie.

2.4    Mogelijke fouten

Onderstaand een overzicht van de foutvermoedens die door een BSN­gebruiker of registerhouder geconstateerd kunnen worden. Daarbij opgenomen zijn de prioriteit van een foutvermoeden, de mogelijke herstelacties en de mogelijke oorzaken.

Image
Schematisch overzicht van mogelijke fouten in BSN
Image
Schematisch overzicht 2 van mogelijke fouten in BSN

3.    Het beheer van de voorraad burgerservicenummers

3.1    Inleiding

Sinds de inwerkingtreding van de Wabb kennen gemeenten het burgerservicenummer toe bij het aanleggen van de PL.
Vanaf de inwerkingtreding van de wet BRP gaat de registratiehouder RNI het burgerservicenummer toe bij het aanleggen van de RNI­PL.
Het toekenningsproces van het burgerservicenummer is vergelijkbaar met dat van het A­nummer:

  • de gemeente/RNI­registratiehouder vraagt een voorraad nummers op en plaatst die in het BRP­systeem;
  • bij het aanleggen van de PL kiest het BRP­systeem een nummer uit de voorraad en plaatst dat op de PL;
  • voordat de voorraad opraakt, vraagt de gemeente/RNI­ registratiehouder een nieuwe voorraad op.

Er zijn twee verschillen met de A­nummerprocedure:

  1. In bepaalde gevallen wordt bij het aanleggen van een PL geen BSN uit de voorraad gehaald, maar wordt een bestaand BSN overgenomen;
  2. De BSN­voorraad wordt on-line opgevraagd.

3.2    Opvragen burgerservicenummers

Heeft uw gemeente/RNI­ registratiehouder geen voorraad burgerservicenummers meer, dan moeten nieuwe nummers online worden opgehaald bij de beheervoorziening BSN (BV BSN). De gemeente/RNI­ registratiehouder moet zelf zorgen voor het tijdig inregelen van een voldoende voorraad burgerservicenummers.

De gemeente/RNI­registratiehouder vraagt een voorraad burgerservicenummers aan door een online
bericht te zenden aan de webservice “Opvragen nummervoorraad” van de beheervoorziening BSN.
Na verzending wordt het bericht op juistheid gecontroleerd en na goedkeuring ontvangt de gemeente/ RNI­registratiehouder binnen enkele seconden een bericht met de nieuwe voorraad burgerservice­ nummers. De webservice verstrekt per aanvraag maximaal 250 nummers. Het is mogelijk om meerdere aanvragen achter elkaar te doen.

Als richtlijn geldt het opvragen van een voorraad voor twee maanden, om het aanleggen van onnodig grote voorraden te beperken.

Omdat registratiehouders uitsluitend burgerservicenummers uit de eigen voorraad in verkeer kunnen brengen, wijzen wij u er nadrukkelijk op dat het uitwisselen van voorraden burgerservicenummers tussen registratiehouders niet is toegestaan.

Neem voor meer informatie over aansluiting op de webservice en gebruik van de webservice contact op met uw BRP­leverancier

3.3    De opslag van de voorraad burgerservicenummers

De burgerservicenummers in de BSN­voorraad zijn strikt genomen slechts informatieloze nummers. Maar dit betekent niet dat de voorraad onbeveiligd bewaard mag worden. De beveiliging van de BSN­voorraad moet op hetzelfde niveau zijn als die van de voorraad A­nummers.

3.4    Gemeentelijke herindeling en de voorraad burgerservicenummers

Bij een gemeentelijke herindeling waarbij meerdere gemeenten samengaan of splitsen is afstemming met de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens nodig. In overleg wordt bepaald wat er moet gebeuren met de voorraden burgerservicenummers bij de betrokken gemeenten.

Bij een gemeentelijke infrastructurele wijziging waarbij uitsluitend de gemeentecode wijzigt (bijvoor­ beeld bij een gemeentenaamswijziging), zorgt de BV BSN voor het overzetten van de voorraad burgerservicenummers naar de nieuwe gemeentecode. Dit betekent dat de gemeente de voorraad burgerservicenummers die ze onder de oude gemeentecode heeft opgevraagd onder de nieuwe gemeentecode kan blijven gebruiken.

3.5    Het nummerregister

De BV BSN houdt een centrale registratie bij van alle BSN’s: het Nummerregister. In het Nummerregister wordt de ‘levensloop’ van ieder BSN vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen te onderscheiden:

  • De Nummergenerator van de BV BSN genereert in willekeurige volgorde (‘at random’) een voorraad nummers. Deze nummers worden in het Nummerregister opgenomen en krijgen de status ‘aangemaakt’;
  • De registratiehouder vraagt een voorraad BSN’s op uit het Nummerregister. De verstrekte nummers krijgen in het Nummerregister de status ‘gedistribueerd’ waarbij tevens vastgelegd wordt aan welke organisatie het BSN gedistribueerd is;
  • Wanneer het BSN door de registratiehouder uit de voorraad wordt toegekend, ontvangt de BV BSN hiervan een vulbericht. De BV BSN controleert of de afzender van het vulbericht gelijk is aan de aanvrager van de voorraad. Als dit klopt, krijgt het BSN in het Nummerregister de status ‘in verkeer’.
  • Wanneer het BSN op de PL gewijzigd wordt of de PL wordt afgevoerd, dan ontvangt de BV BSN hiervan een spontane mutatie of een Ng01­bericht. De status van het BSN in het Nummerregister wordt vervolgens gewijzigd in ‘uit verkeer’.

4.    Toegang tot de Beheervoorziening BSN

4.1    Aansluitprocedure

Registratiehouders, in hun rol als BSN toekennende instantie, hoeven de aansluitprocedure niet te doorlopen. Het berichtenverkeer dat noodzakelijk is voor de toekenning van burgerservicenummers verloopt via de huidige BRP­aansluiting.

4.2    Netwerk

De netwerktoegang tot de BV BSN is niet mogelijk via het openbare internet. Toegang is mogelijk via een aansluiting op Gemnet of Diginetwerk.

4.3    Certificaten

Om toegang te krijgen tot de BV BSN moet u beschikken over een PKI Overheid certificaat; een Services certificaat van het type Server. Voor aansluiting dient u eenmalig de “NAW­gegevens” van het PKI Overheid certificaat te verstrekken aan Rijksdienst voor Identiteitsgegevens om het certificaat te autoriseren voor het BV BSN­systeem. Het publieke deel van het certificaat dient als .cer of .pem bestand verzonden te worden aan info@rvig.nl.

Als u al een PKI Overheid certificaat heeft, dan kunt u dat certificaat ook voor de BV BSN gebruiken. PKI Overheid stelt wel als voorwaarde dat het certificaat niet gekopieerd mag worden. Beide diensten moeten daarom op dezelfde server draaien, of ontsloten worden via een gemeenschappelijke server waarop het certificaat geïnstalleerd is.

Als u gebruik maakt van een bewerker en uw bewerker is aangesloten op de BV BSN met een PKI Overheid certificaat, dan heeft u zelf geen PKI Overheid certificaat nodig. De eindverantwoordelijkheid voor de gegevensverwerking blijft evenwel volledig bij de BSN­gebruiker liggen

4.4    Berichtenverkeer

In het vraagbericht dient te worden aangegeven welke registratiehouder de vraag aan de BV BSN stelt.

Bij enkelvoudig gebruik wordt hiervoor in het veld Afzender de distinguished name ingevuld (dit is een uniek onderdeel van het PKI­certificaat)

Bij gedeeld gebruik (via 1 bewerker) dient dit als volgt plaats te vinden:
•    In het veld Afzender wordt voor beide registratiehouders dezelfde distinguished name ingevuld (dit is een uniek onderdeel van het PKI­certificaat van de “bewerker”)
•    In het veld Indicatie Eindgebruiker moet de afzonderlijke naam ingevuld worden. Op deze manier kan de BVBSN zien welke instantie de vraag werkelijk gesteld heeft.

4.5    De Proefomgeving

De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens heeft voor testdoeleinden een proefomgeving ingericht voor de BV BSN. De webservices die door de BV BSN worden aangeboden, zijn beschikbaar op deze proefomgeving.

4.5.1    Toegang en autorisatie tot de proefomgeving

De proefomgeving is beschikbaar via ‘openbaar’ internet, via Gemnet en via Diginetwerk. In alle gevallen is een geldig PKI­Overheid certificaat nodig. Dit certificaat kan ook gebruikt worden voor toegang tot de productieomgeving. Het gebruikte PKI­Overheidscertificaat moet aangemeld worden bij Rijksdienst voor Identiteitsgegevens om geautoriseerd te worden (zie hoofdstuk 4.3 Certificaten).

4.5.2    Toegang tot de webservices

Voor Burgerzaken zijn de volgende twee webservices van belang:

•    MatchIdenGeg: de online Presentievraag;
•    GenereerDistribueerNr: opvragen van een voorraad BSN’s.

De webservice GenereerDistribueerNr is op de proefomgeving niet beschikbaar voor testdoeleinden. Dit om uit te sluiten dat testbestanden met nummervoorraden in de lokale productieomgeving van een registratiehouder worden opgenomen.

Op de proefomgeving is de online Presentievraag ls volgt bereikbaar:

•    Vanaf internet via https://147.181.36.62/bcgba60/bcgba.asmx
•    Vanaf Gemnet en Diginetwerk via https://lap.bcgba.idm.diginetwerk.net/bcgba60/bcgba.asmx

In de testdatabase zijn de gegevens opgenomen van een aantal testpersonen die gebruikt kunnen worden om te testen. De gegevens van deze testpersonen zijn gefingeerd en hebben geen enkele relatie met bestaande personen. De inhoud van de testdatabase kunt u opvragen via info@rvig.nl.

4.6    De Productieomgeving

4.6.1    Toegang en autorisatie tot de productieomgeving

Op de productieomgeving zijn de webservices via Gemnet en Diginetwerk als volgt bereikbaar: https://bcgba.idm.diginetwerk.net/bcgba60/bcgba.asmx

4.6.2    Toegang tot de webservices

Voor Burgerzaken zijn de volgende twee webservices van belang:

•    MatchIdenGeg: de online Presentievraag;
•    GenereerDistribueerNr: opvragen van een voorraad BSN’s.

Delen

Naslagwerk

Dienstverleningsafspraken BV BSN

Dienstverleningsafspraken BV BSN

1. Algemeen

1.1    Inleiding

In dit document worden de    afspraken over de te verlenen diensten door de Beheervoorziening burgerservicenummer en het niveau hiervan beschreven.

1.2    Partijen

De partijen in deze DVA zijn:

  • De directie Democratie en Burgerschap (DenB) dat optreedt als opdrachtgever en afspraken maakt met de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) ten behoeve van gebruik van de BVBSN;
  • De Rijksdienst voor Identiteitgegevens dat optreedt als opdrachtnemer en zorg draagt voor de levering van de verschillende diensten ten aanzien van de BVBSN.
  • Gebruikers die direct (via een Locale Beheer Voorziening (LBV’s)) of indirect (via een Sectorale Beheer Voorziening (SBV’s)) diensten afnemen van de BVBSN. De gebruikers zijn vertegenwoordigd via de Gebruikersoverleg BVBSN.

1.3    Voorwaarden

De dienstverlening is van toepassing op alle gebruikers van de BVBSN in de zin van de Wabb. Als zodanig worden de afspraken niet separaat ondertekend.

1.4    Looptijd

Deze DVA wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

1.5    Wijzigingen DVA

Wijzigingen in de dienstverlening zoals omschreven in deze DVA worden vastgelegd als onderdeel van deze DVA. Hiertoe wordt het in bijlage 5 opgenomen formulier gebruikt. Wijzigingen worden
d.m.v. bijlage 5 aan deze DVA toegevoegd na bespreking in de Gebruikersoverleg BVBSN en na goedkeuring door De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) en DenB

1.6    Gebruikersoverleg BVBSN

Met de Gebruikersoverleg BVBSN beoogt De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) een constructieve en permanente verbinding op operationeel / tactisch niveau te hebben met organisaties die de beheervoorziening BSN gebruiken bij de uitvoering van hun publieke taken.

Het doel van de Gebruikersoverleg BVBSN is het optimaliseren van het functioneren van het BSN- stelsel in de breedste zin van het woord. In de praktijk betekent dit o.a. het:
•    uitwisselen van ervaringen met de uitgifte van het BSN en het gebruik van de BVBSN;
•    bespreken van wijzigingen en releasekalender;
•    signaleren van onvolkomenheden en kansen in het kader van de rol van de BVBSN in de keten.

1.6.1    Producten

Voorziene producten van de Gebruikersoverleg BVBSN zijn:

•    wijzigingsvoorstellen met betrekking tot wensen en normen DVA en de (functionele) dienstverlening van de BVBSN aan RvIG;
•    adviezen aan RvIG en/of Change Advisory Board.

1.6.2    Vergaderfrequentie

De voorziene vergaderfrequentie is 3 keer per jaar. De bijeenkomsten van de Gebruikersoverleg BVBSN worden gestructureerd aan de hand van een standaard agenda.

1.6.3    Samenstelling

De Gebruikersoverleg BVBSN bestaat uit:

•    vertegenwoordigers van het RvIG;
•    een representatieve vertegenwoordiging van de belangrijkste (groepen van) gebruikers van de BVBSN.

Als gaandeweg blijkt dat andere partijen ook vertegenwoordigd dienen te zijn, kan de Gebruikersoverleg BVBSN na afstemming met de deelnemers, worden uitgebreid.

1.6.4    Rapportages

Van het gebruik en de prestaties van de BVBSN worden statistieken bijgehouden. De rapportage over de dienstverlening is een vast agendapunt binnen de Gebruikersoverleg BVBSN. Verslagen worden gepubliceerd op de website van RvIG.

1.7    Change Advisory Board

In de Change Advisory Board (CAB) vindt de besluitvorming plaats ten aanzien van de realisatie van wijzigingsvoorstellen. Het CAB wordt gevormd door: vertegenwoordigers van DenB en van het RvIG. De vergaderfrequentie is naar behoefte.

2    Dienstverlening BVBSN

Ten behoeve van de dienstverlening aan gebruikers van de BVBSN is een infrastructuur ingericht waarop de volgende diensten geleverd:

•    Basisfunctionaliteit BVBSN
•    Aansluitmanagement
•    Servicedesk van RvIG
•    Website BSN
•    Foutenmeldpunt
•    BSN-punt

2.1    Basisfunctionaliteit BVBSN

Deze dienst betreft het operationeel, technisch, functioneel en beveiligingsbeheer van de gehele infrastructuur waarop de BVBSN draait. Tevens omvat deze dienst alle activiteiten met betrekking tot het BSN applicatiebeheer en databasebeheer, zowel operationeel als tactisch.

Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (Wabb) vervult de Beheervoorziening BSN (BVBSN) een aantal belangrijke taken. Zo verzorgt de BVBSN het genereren, distribueren, beheren en raadplegen van het Burgerservicenummer (BSN).

Ook verzorgt de BVBSN de toegang tot de identificerende gegevens in de achterliggende basisregistraties, te weten GBA en later de Registratie Niet-ingezetenen (RNI) en toegang tot de landelijke registers voor identiteitsdocumenten (paspoorten, rijbewijzen en vreemdelingendocumenten) die voor identiteitsverificatie kunnen worden gebruikt. Deze functionaliteit wordt samengevat onder de term BSN-verificatievraag.

De BVBSN biedt op hoofdlijnen de volgende functionaliteit op het gebied van identiteitsverificatie:

  • Het online verifiëren van de status van een identiteitsdocument
  • Het online verifiëren van een BSN en/of persoonsgegevens

Een volledige beschrijving van de functionaliteit van de BVBSN is beschreven in het Logisch Ontwerp BSN en het Functioneel Ontwerp BSN. Deze documenten kunnen worden gedownload van de website www.rvig.nl

Het dienstenniveau dat van toepassing is op de basisfunctionaliteit van de BVBSN wordt beschreven in bijlage 1.

2.2    Aansluitmanagement

Deze dienst betreft alle activiteiten die noodzakelijk zijn om gebruikers op de BVBSN aan te sluiten.

Wanneer een gebruiker wil aansluiten op de BVBSN om BSN-verificatievragen te stellen, moet een aansluitprocedure doorlopen worden. Deze procedure geeft in overzichtelijke stappen inzicht in het totale aansluittraject en zorgt er zo voor dat op een efficiënte en effectieve manier aangesloten kan worden op de BVBSN. Een beschrijving van de aansluitprocedure en de voor aanmelding benodigde formulieren zijn beschikbaar op de website www.rvig.nl.

De handreiking “BSN voor Gebruikers” beoogt organisaties die gebruik (willen) maken van het BSN behulpzaam te zijn bij het implementeren van het BSN. Deze handleiding is bestemd voor alle gebruikers van het BSN en is beschikbaar op de website www.rvig.nl

2.2.1    Proefomgeving

Onderdeel van de aansluitprocedure is een proef waarbij gecontroleerd wordt of de berichtuitwisseling tussen de aan te sluiten partij en de BVBSN correct verloopt. Deze controle wordt ook uitgevoerd bij nieuw ontwikkelde programmatuur en software releases van standaardapplicaties. Voor deze proef/controle is een proefomgeving beschikbaar. Op de proefomgeving is het volgende dienstenniveau van toepassing:

•    De proefomgeving werkt met dezelfde functionaliteit als de productieomgeving.
•    Verificatie van identiteitsdocument (UC24) is niet beschikbaar.
•    De omgeving is geladen met testdata, de koppeling verloopt middels een beveiligde verbinding conform de productieomgeving. De testdatabase kan worden gedownload van de website www.rvig.nl.De testset kan op aanvraag evt. worden uitgebreid.
•    De proefomgeving is in beginsel 7x24 uur beschikbaar.

2.3    Frontoffice RvIG

De Frontoffice RvIG biedt ondersteuning bij:

  • Vragen met betrekking tot de werking van de BVBSN;
  • Meldingen met betrekking tot het niet correct functioneren van de techniek van de BVBSN en technische vragen;
  • Functionele klachten met betrekking tot inhoud of functioneren van de BVBSN.

SBV’s en LBV’s kunnen operationele incidenten en verzoeken tot wijzigingen indienen bij het contactcentrum. Alle meldingen en service calls worden (middels een uniek volgnummer) geregistreerd. Het contactcentrum zorgt voor de bewaking en afhandeling van de meldingen.

Het contactcentrum is bereikbaar op werkdagen tussen 8.30 tot 17.00 uur op telefoonnummer (088) 900 10 00.
Buiten kantooruren kan het contactcentrum ook benaderd worden via email: info@rvig.nl. Mail zal tijdens de openstellingtijd in behandeling worden genomen.
Het dienstenniveau dat van toepassing is op de servicedesk wordt beschreven in bijlage 2.

2.3.1    Incidentbeheer

Het incidentbeheerproces draagt zorg voor het zo snel mogelijk herstellen van de BVBSN dienstverlening in geval van een verstoring. Elk incident wordt voorzien van een prioriteit die de volgorde van verwerking van het incident bepaalt. De prioriteit geeft ook aan in welke gevallen geëscaleerd moet worden en binnen welke tijdstippen.

Een beschrijving van de classificatie van incidenten is opgenomen als bijlage bij de DVA (bijlage 4).
In geval van ernstige verstoringen in de dienstverlening vindt escalatieoverleg plaats. In het escalatieoverleg wordt besproken op welk moment dient te worden overgegaan op dienstverlening in het kader van de BVBSN uitwijkvoorziening. In overleg zal worden bepaald of dient te worden overgegaan naar de uitwijkomgeving of dat de dienstverlening met bekende risico’s dient te worden gecontinueerd.

Indien een incident met de hoogste prioriteit niet binnen een tijdsbestek van 8 uur wordt afgehandeld, kan dit incident in overleg tussen RvIG en DenB worden aangemerkt als calamiteit en kan de ‘Procedure Escalatie’ in gang worden gezet.

Procedure Escalatie

  1. Er doet zich een incident voor met prioriteit 1 dat niet binnen een tijdsbestek van 8 uur is/kan worden afgehandeld.
  2. De Service Level Manager van de BVBSN informeert de contactpersoon van DenB telefonisch of per e-mail over het incident en overlegt of een escalatieoverleg dient plaats te vinden.
  3. Indien wordt besloten tot een escalatieoverleg, worden de deelnemers aan het escalatieoverleg bijeengeroepen. De tijd waarbinnen en de locatie waar de deelnemers bijeenkomen, dient nader overeengekomen te worden.
  4. De communicatie over ernstige verstoringen in de dienstverlening vindt primair plaats via de website www.rvig.nl.

2.3.2    Wijzigingenbeheer

Het wijzigingenbeheerproces draagt zorg voor het zorgvuldig afhandelen van Request for Changes (RFC’s, wijzigingsverzoeken). De aanvraag wordt gecontroleerd op volledigheid en of de aanvraag is ingediend door een geautoriseerde contactpersoon. Niet complete RFC’s worden teruggekoppeld.

Alle wijzigingen dienen middels een RfC ingediend te worden bij de servicedesk door de daartoe geautoriseerde contactpersoon van de BVBSN gebruiker. Voor het indienen van wijzigingsverzoeken dient gebruik gemaakt te worden van het wijzigingsaanvraagformulier. Het formulier kan worden gedownload van de website www.rvig.nl

In de Change Advisory Board (CAB) vindt de besluitvorming plaats ten aanzien van de realisatie van wijzigingsvoorstellen. RvIG draagt o.b.v. de releasekalender zorg voor het doorvoeren van de wijziging.

Procedure Escalatie

In geval Requests for Change (RFC, wijzigingsverzoeken) niet binnen de bestaande dienstverleningsafspraken kunnen worden uitgevoerd, wordt de RFC geweigerd. De RFC aanvrager kan via de Service Level Manager van de BVBSN bij DenB escaleren om de RFC alsnog goedgekeurd te krijgen. RvIG zal in dat geval de consequenties (impact, risico en normafwijkingen) aan DenB kenbaar maken. Op basis van een akkoord van DenB op deze impact analyse kan de wijziging alsnog plaatsvinden.

2.4    Website BSN

Via de website www.rvig.nl worden gebruikers geïnformeerd over actuele ontwikkelingen rondom de BVBSN. Tevens is hier alle relevante BSN-documentatie te raadplegen.

Het dienstenniveau dat van toepassing is op de website wordt beschreven in bijlage 3.

2.5    Foutenmeldpunt BSN

Het Foutenmeldpunt BSN (FMP BSN) is als dienst voor de gebruiker beschikbaar voor het indienen van vermoedens over nummerfouten. We spreken van een foutvermoeden als er twijfel bestaat over de juistheid van de combinatie van het BSN en de persoonsgegevens.

Alleen een aangesloten gebruiker op de BVBSN kan een foutvermoeden aanmelden. Een burger die een probleem heeft met het eigen BSN wordt verwezen naar het BSN-punt of de betreffende gemeente.

Het indienen van foutvermoedens kan 7x24 uur via het webadres: https://www.fmpbsn.nl.

Het FMP BSN ondersteunt in het toewijzen en bewaken van de benodigde activiteiten ten behoeve van de afhandeling van het foutvermoeden. Het (tijdig) oplossen van de fouten is voorbehouden aan de registerhouders. De gemiddelde afhandeltijd van dossiers bedraagt 10 tot 15 werkdagen.

De gebruikershandleiding kan worden gedownload van de website www.rvig.nl Hierin vindt u meer informatie over de werking van het FMP BSN en de afhandeling van foutvermoedens.

Voor storingen en vragen m.b.t. het Foutenmeldpunt BSN dient u contact op te nemen met de contactcentrum van RvIG.

2.6    BSN-punt

Bij deze dienst worden de vragen van burgers over de werking van het BSN-stelsel en meldingen over foutvermoedens over het eigen BSN of de daar aan gekoppelde gegevens afgehandeld.

De gebruiker kan in het geval van een foutvermoeden, gemeld door burgers bij het BSN-punt, daarover worden benaderd voor medewerking ter afhandeling van het foutvermoeden.

Het BSN-punt is ondergebracht bij de Frontoffice van RvIG en is te bereiken via: Telefoon: 31 (0)88 9001010.

Postadres
RvIG
t.a.v. BSN-punt Postbus 10451
2501 HL Den Haag

Bijlage 1: Dienstenniveau basisfunctionaliteit BVBSN

De gehanteerde normen en eisen zijn voor alle gebruikers gelijk. De dienstverlening wordt derhalve niet tegen afwijkende eisen of afwijkende voorwaarden aan afzonderlijke (groepen van) gebruikers aangeboden. De verantwoordelijkheid voor de BVBSN dienstverlening begint op het moment dat een BSN-verificatievraag binnen het BVBSN domein is ontvangen. De verantwoordelijkheid eindigt op het moment dat het antwoord het BVBSN domein heeft verlaten (i.c. aan de betreffende gebruiker is verzonden).

Proces

Prestatie Indicator

Niveau

Criteria

Availability / Change Management

Beschikbaarheids- tijden van de dienst

7 x 24 uur

Gebruikers worden minimaal 2 weken van te voren in kennis gesteld van het niet beschikbaar zijn van de BVBSN ten gevolge van normale onderhoudswerkzaamheden.

 

RvIG behoudt zich het recht voor om, in het kader van systeembeheertaken en/of spoedeisende changes, de beschikbaarheid tijdelijk te beperken. Gebruikers zullen zo lang als mogelijk, maar minimaal 48 uur, voor aanvang van de werkzaamheden formeel worden geïnformeerd over het aanvangstijdstip, de duur van de werkzaamheden en de verwachte periode van niet-

beschikbaarheid.

Beschikbaarheids percentage

99,8 % op jaarbasis.

Dit percentage is berekend op basis van een maximale uitval van het systeem van 2 uur, met een maximum van 17,5 uur op jaarbasis. Hierbij geldt dat uitval van het systeem ten hoogste tweemaal per maand voor mag komen. Voor calamiteiten geldt een maximale uitval van de dienstverlening van 24 uur.

 

Het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden wordt niet

meegenomen bij de berekening van de niet- beschikbaarheid van de BVBSN.

Onderhoud periode voor deze dienst

De onderhoudperiode valt binnen het tijdsvak zaterdag 0.00 uur en zondag 24.00 uur. Binnen dit tijdvenster is de dienst in verband met werkzaamheden eventueel niet beschikbaar

RvIG streeft te allen tijde naar een minimale invloed op de beschikbaarheid van de BVBSN. Indien de dienst als gevolg van geplande werkzaamheden een periode van meer dan 4 uur niet beschikbaar zal zijn, vindt voor zover relevant is afstemming plaats met de gebruikersoverleg.

 

Het streven is om niet meer dan 4 maal per jaar wijzigingen door te voeren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een releasekalender. Wijzigingen worden voor zover van toepassing afgestemd in de Gebruikersoverleg BVBSN.

 

In situaties waarin de continuïteit en beschikbaarheid van de BVBSN ernstig gevaar loopt kan worden afgeweken van de uitvoering binnen het maintenance window (bijv. accuut risico tot verlies/onjuistheid data)

 

Werkzaamheden welke geen impact hebben op de

beschikbaarheid kunnen buiten de onderhoudperiode worden uitgevoerd.

Proces

Prestatie Indicator

Niveau

Criteria

Capacity Management

Responstijd2

Maximaal 1 seconde bij normale belasting en maximaal 3 seconden bij piekbelasting

  • De performance norm is een gemiddelde waarde.
  • De normen gelden alleen voor het vastgestelde maximum aantal concurrent berichten dat BVBSN kan verwerken (185 berichten per seconden piekbelasting).
  • Het meetbereik van de performance norm is het verkeer vanaf het koppelpunt bij BT naar de BVBSN en terug.
  • De communicatie naar externe registerhouders wordt niet meegenomen in de berekening van de performance. Over deze responsetijden wordt gerapporteerd naar de gebruikers.
  • Voor het toetsen in verkeer zijn van het identiteitsdocument, stellen van bulkvraag, ophalen antwoord bulkvraag en opvragen BSN t.b.v. opschoning en initiële vulling zijn de performance normen n.v.t.

Capaciteit

Aantal berichten per jaar: (normale spreiding over minmaal 200 werkdagen)

100.000.000

 

Berichten per uur: (UC02, UC03, UC23) 50.000

 

Opvragen BSN t.b.v. opschoning en initiële vulling:

(UC35)

Tijdens initiële vulling piekbelasting maximaal berichten per uur

100.000 tussen 06:00-

21:00

100.000 tussen 21:00-

06:00

Geen afwijking voor de weekenden.

De capaciteit geld voor alle gebruikers van de BVBSN samen.

Tijdens initiële vulling piekbelasting maximaal berichten per dag:2.000.000

Contingency Management

Tijd waarin de dienst beschikbaar is na een calamiteit

24 uur (streeftijd)

Een calamiteit is een incident met de hoogste prioriteit (prioriteit 1) waarvan vooraf wordt ingeschat dat binnen 8 uur , dit nog niet is afgehandeld. Nadat is vastgesteld dat de maximale oplostijd niet gehaald zal worden, wordt een escalatie overleg met DenB gestart en besloten of er wordt uitgeweken of niet.

Uitwijktest

Jaarlijks

De uitwijktest is vast onderwerp van de releasekalender. De uitwijkomgeving moet binnen 4 uur operationeel zijn.

Capaciteit in de uitwijkfase

Gelijk aan productiesituatie

 

Beschikbaarheids

percentage in de uitwijkfase

Gelijk aan productiesituatie

 

Bijlage 2: Dienstenniveau contactcentrum RvIG

Proces

Prestatie Indicator

Niveau

Criteria

Service Desk Management

Openstellingtijd

Kantoortijden (telefonische melding)

8:30 uur – 17:00 uur

Bereikbaarheid

Telefonische wachttijd

Binnen kantoortijden: beantwoording telefoon 80% binnen 30 seconden

Tijdigheid

Oplostijden gebruikersinformatie

Vragen aan het contactcentrum moeten in 95% van de gevallen binnen 4 uur zijn afgehandeld (beantwoord), 98% binnen 24 uur en 100% binnen 7 dagen.

 

Oplostijden technische vragen en verstoringen

Bij kritisch belang3 voor de continuïteit van de dienstverlening van de BVBSN:

95% van de incidenten moet binnen 4 uren opgelost zijn, 98% van de incidenten moet binnen 48 uur opgelost zijn en 100% van de incidenten moet binnen 3 dagen opgelost zijn.

 

Bij niet kritisch belang voor de continuïteit van de dienstverlening van de BVBSN:

95% van de incidenten moet binnen 4 kantooruren opgelost zijn, 98% van de incidenten moet binnen 4 werkdagen opgelost zijn en 100% van de incidenten moet binnen 7 dagen opgelost zijn.

3 Incidenten van kritisch belang zijn incidenten met de hoogste prioriteit (prioriteit 1, zie bijlage 4)

Bijlage 3: Dienstenniveau BSN op website RvIG.nl

 

Proces

Prestatie Indicator

Niveau

Criteria

Availability Management

Beschikbaarheidstijd

en van de dienst / product

7 x 24 uur

Op basis van maximaal 1000 gelijktijdige bezoekers

Beschikbaarheidsper centage

99 % op jaarbasis.

 

Contingency Management

Tijd waarin de dienst beschikbaar is na een calamiteit

24 uur (streeftijd)

Een calamiteit is een incident met de hoogste prioriteit (prioriteit 1) waarvan vooraf wordt ingeschat dat binnen 8 uur , dit nog niet is afgehandeld. Nadat is vastgesteld dat de maximale oplostijd niet gehaald zal worden, wordt een escalatie overleg met DENB gestart en besloten of er wordt uitgeweken of niet.

Capaciteit in de uitwijkfase

Gelijk aan

productiesituatie

 

 

Bijlage 4: Wijze van toekennen van prioriteit aan technische vragen en verstoringen

Impact, Ernst en Prioriteit

Door middel van dit stelsel wordt de afhandeling van incidenten gestroomlijnd. Zo geeft de impact de invloed (reikwijdte) aan die het incident heeft op de beschikbaarheid van diensten, de ernst de mate aan waarin het incident of probleem het werkproces nadelig beïnvloedt en de prioriteit de volgorde van behandeling van incidenten.

Impact, ernst en prioriteit zijn aan elkaar gekoppeld en beïnvloeden de escalatieprocedure. Dit stelsel wordt tevens gehanteerd voor hulpvragen en standaardverzoeken. Het toekennen van de impact en de ernst en de daaruit voortvloeiende prioriteit gebeurt aan de hand van het volgende schema:

Impact

De maatstaf voor de impactcode is het aantal groepen en/of medewerkers dat getroffen is door het incident (de reikwijdte). De volgende vier niveaus worden gehanteerd:

1    - Impact LANDELIJK: indien het incident een landelijk karakter heeft.
2    - Impact REGIONAAL: indien het incident een hele regio raakt.
3    - Impact LOKAAL: indien het incident één gemeente of afdeling raakt.
4    - Impact INDIVIDUEEL: indien het incident slechts één of enkele werkplekken raakt. RvIG bewaakt de juiste toekenning van impactcodes aan incidentmeldingen

Ernst

De ernst geeft de mate aan waarin het incident of probleem het werkproces nadelig beïnvloedt. De ernst wordt vastgelegd in de vorm van een cijfer. De volgende vier niveaus worden gehanteerd:

1    – Kan in het geheel niet met de betreffende dienst werken
2    – Kan beperkt met de betreffende dienst werken (met hinder)
3    – Work-around beschikbaar
4    – Geen beperkingen, behandeling op afgesproken tijdstip

Prioriteit

De prioriteit wordt bepaald door de combinatie van de impact en de ernst:

Prioriteit uitgedrukt in impact en ernst

Individueel (4)

Lokaal (3)

Regionaal (2)

Landelijk (1)

Geen beperking (4)

4

4

3

3

Work Around (3)

4

3

3

2

Hinder (2)

3

3

2

1

Onbeschikbaar (1)

3

2

1

1

Delen

Naslagwerk

Stappen aansluitprocedure BV BSN

Stappen aansluitprocedure BV BSN

Wanneer u als gebruiker wilt aansluiten op de Beheervoorziening burgerservicenummer (BV BSN) voor het stellen van verificatievragen, moet u de aansluitprocedure doorlopen.

Deze handleiding geeft u in elf overzichtelijke stappen inzicht in het totale aansluittraject. De aansluitprocedure zorgt er daarbij voor dat u op een efficiënte en effectieve manier aansluit op de BV BSN.

Stap 1 Komt de organisatie in aanmerking?

Bepaal of de organisatie gebruik mag maken van de Beheervoorziening Burgeservicenummer (BV BSN).

1.1    Hoe weet ik dat mijn organisatie hiervoor in aanmerking komt?

Allereerst moet de organisatie gebruiker zijn in de zin van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (artikel 1, onderdeel d). De Wet algemene bepalingen BSN kent twee soorten gebruikers:

  • overheidsorganen: met het begrip overheidsorgaan worden bestuursorganen aangeduid uit artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Ministers en organen van provincies, gemeenten en waterschappen vallen hier bijvoorbeeld onder. Personen en instellingen die op grond van het tweede lid van laatstgenoemd artikel niet als bestuursorgaan worden aangemerkt (bijvoorbeeld de Nationale ombudsman) vallen hieronder.
  • niet-overheidsorganen: alleen dan wanneer zij werkzaamheden verrichten waarbij het krachtens de wet het gebruik van het burgerservicenummer is voorgeschreven is het BSN te gebruiken. Bijvoorbeeld zorgaanbieders, onderwijsinstellingen of pensioenfondsen maar bijvoorbeeld ook een werkgever ten behoeve van het verstrekken van salarisinformatie aan de belastingdienst.

Om te bepalen of de organisatie tot een van deze twee categorieën behoort doorloopt u het onderstaande vragenschema:

Image
Schema om te bepalen welk type BV BSN gebruiker de organisatie is

Wanneer u geen gebruiker bent, is het verder doorlopen van dit stappenplan voor u niet relevant.

Verificatievragen

Niet alle gebruikers mogen dezelfde soorten verificatievragen stellen. De BV BSN kent vijf soorten verificatievragen:

  1. Is het nummer een burgerservicenummer? (toetsen geldigheidBSN)
  2. Is het document, met behulp waarvan een persoon zich identificeert, een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 4°, van de Wet op de identificatieplicht? (toetsen in verkeer zijn van het identiteitsdocument).
  3. Is aan een persoon reeds een BSN toegekend? Zo ja, welk BSN? (opvragen identificerende gegevens op basis van eenBSN)
  4. aan wie is een bepaald BSN toegekend? (opvragen BSN op basis van identificerende gegevens)
  5. Is de combinatie van identificerende gegevens en het BSN correct? (toetsen van de combinatie BSN en identificerendegegevens)

De eerste twee vragen worden ook wel de basisverificatievragen genoemd. Deze twee vragen (1 en 2) mogen alle soorten gebruikers stellen (zie 1.2). Het mogen stellen van de overige drie vragen (3, 4 en 5) is afhankelijk van het soort gebruiker dat u bent (zie 1.3).

1.2    Voor het stellen van welke vragen komt mijn organisatie in aanmerking?

In artikel 14 en 15 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer wordt aangegeven welke vragen u mag stellen. Aan de hand van het onderstaande schema bepaalt u welke verificatievragen de organisatie mag of moet stellen.

Image
Beslisboom welke vragen mag de organisatie stellen aan de BV BSN


Ofwel, iedere gebruiker mag de basisverificatievragen (verificatievraag 1 en 2) stellen. Vraag 1 wordt beantwoord door raadpleging van het Nummerregister. Vraag 2 wordt beantwoord vanuit de achterliggende Documentregisters. Voor de overige drie verificatievragen (3, 4 en 5) komen twee typen organisaties in aanmerking:

  • overheidsorganen
  • organisaties die wettelijk verplicht dan wel bevoegd zijn dit type BSN- verificatievragen te stellen

Deze vragen zijn privacygevoeliger aangezien het antwoord meer gegevens bevat dan alleen geldig of ongeldig. Meer informatie over de gegevens in de antwoorden vindt u in het Logisch ontwerp Bijlage VIII - Notitie Gegevensset.

1.3    Waar vind ik de bevoegdheid of verplichting om de onder 3, 4 en 5 bedoelde verificatievragen te stellen terug?

Die vindt u terug in de regelgeving die op de organisatie van toepassing is. Raadpleeg bij onduidelijkheden een jurist in de organisatie.
Zoals ook uit voorgaande beslisboom is af te leiden, zijn dit de opties wanneer we type gebruiker en verificatievraag met elkaar combineren:

Stap 2 Zoek uit of er een sectorale berichtenvoorziening is

Niet alle organisaties mogen hun vragen rechtstreeks aan de Beheervoorziening BSN stellen. Voor sommige sectoren is er een sectorale berichtenvoorziening, waarvan de sector wettelijk verplicht is gebruik te maken. Gebruikers in deze sectoren moeten zich dan bij hun sectorale berichtenvoorziening aanmelden (zie hiervoor Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, Artikel 17 lid 1). Als er geen wettelijke verplichting bestaat deze sectorale berichtenvoorziening te gebruiken, heeft de gebruiker de keuze om al dan niet zelf op de Beheervoorziening BSN aan te sluiten.

Op dit moment bestaan:

  • de Berichtenvoorziening voor de strafrechtsketen
  • de sectorale berichtenvoorziening voor de zorg (SBV-Z). Meer informatie over de SBV-Z vindt u op de website SBV-Z: BSN in de zorg, onze zorg. Ten aanzien van de inhoud van deze website neemt u contact op met het algemene nummer 0900 2324342.

Om uit te zoeken of er in uw sector of branche mogelijk ook plannen zijn om een sectorale berichtenvoorziening op te zetten neemt u contact op met uw brancheorganisatie of het verantwoordelijke ministerie. Als u verplicht bent uw verificatievragen via een sectorale berichtenvoorziening te stellen, dan is het verder doorlopen van dit stappenplan voor u niet relevant. U moet contact opnemen met uw sectorale berichtenvoorziening.

Stap 3 Bepaal de interne consequenties

Onder interne consequenties verstaan we de consequenties voor uw werkprocessen, de overige organisatorische consequenties en de financiële en technische consequenties van de invoering van het BSN en aansluiting op de Beheervoorziening BSN (BV BSN).

Bij het uitwisselen van de verificatievraag en -antwoord heeft de organisatie een berichtenvoorziening nodig. U moet zelf beslissen of u een dergelijke berichtenvoorziening bouwt, laat bouwen of een berichtenvoorziening BSN aanschaft bij een leverancier. Wilt u zelf een berichtenvoorziening bouwen of meer weten over de technische consequenties? Bekijk dan het Logisch Ontwerp  van de BV BSN.

Het Logisch Ontwerp BV BSN is bedoeld voor de technische specialist in de organisatie die verantwoordelijk is voor de bouw van een berichtenvoorziening. In het Logisch Ontwerp staan onder meer de eisen waaraan een berichtenvoorziening moet voldoen om te communiceren met de BV BSN. Naast raadpleging van het Logisch Ontwerp BV BSN vindt u meer technische informatie op onze website. U kunt uiteraard ook contact opnemen met het contactcentrum op telefoonnummer 088 900 1000.

Stap 4 Meld de organisatie aan voor aansluiting

Meld de organisatie aan voor aansluiting op de Beheervoorziening burgerservicenummer (BV BSN). Gebruik hiervoor het aanmeldformulier. Bij dit formulier zit een duidelijke invulinstructie. Vul het formulier volledig (digitaal) in en verstuur het (digitaal of per post) naar de beheerorganisatie van de BV BSN. Voeg een document toe waaruit de tekenbevoegdheid van de vertegenwoordiger blijkt zoals een kopie van een mandaatbesluit of een uittreksel van de Kamer van Koophandel.

De wettelijk vertegenwoordiger van de organisatie moet het aanmeldformulier namelijk ondertekenen. Als er geen mandaatbesluit voorhanden is moet een gemeente de aanmelding bijvoorbeeld laten ondertekenen door de burgemeester of de gemeentesecretaris. Bij de beoordeling van uw aanmelding zal de beheerorganisatie BV BSN de tekenbevoegdheid verifiëren.

Bevoegdheid wettelijk vertegenwoordigen organisatie

Voor niet-overheidsorganen blijkt de bevoegdheid bijvoorbeeld uit de statuten en/of de registratie bij de Kamer van Koophandel. Voor ministeries of overige bestuursorganen is de vertegenwoordigingsbevoegdheid vastgelegd in een mandaatbesluit.

Stap 5 Ontvang bevestiging voortzetting procedure tot aansluiting

Als duidelijk is dat de organisatie inderdaad een wettelijke grondslag heeft om als gebruiker de Beheervoorziening BSN te bevragen, ontvangt u een schriftelijke bevestiging dat de procedure tot aansluiting zal worden voortgezet. In de brief leest u tevens dat u voor het vervolgtraject een PKIoverheid-Certificaat nodig heeft. Deze moet de organisatie zelf aanvragen. Zie de nadere uitleg bij stap 6 over het PKIoverheid-Certificaat.

Stap 6 Berichtenvoorziening, PKIo-certificaat en test

Draag zorg voor een berichtenvoorziening, vraag een PKIoverheid-Certificaat aan en voer de test uit.

In deze stap komt het aan op de technische realisatie. Er bestaan twee mogelijkheden om een berichtenvoorziening te realiseren:

  • Koop een berichtenvoorziening in bij een leverancier en koppelt deze aan of bedt deze in in uw huidige syste(e)m(en).
  • Bouw zelf een berichtenvoorziening (of laat dit doen).

Afhankelijk van wat u besloten heeft bij stap 3 maakt u een keuze. De berichtenvoorziening moet wel in een eigen en beveiligde omgeving worden geplaatst. De netwerktoegang tot de Beheervoorziening BSN (BV BSN) is niet mogelijk via het openbare internet. Toegang is momenteel alleen mogelijk via een aansluiting op Gemnet.

De technische eisen waaraan elke berichtenvoorziening van gebruikers moet voldoen, zijn vastgelegd in het logisch ontwerp BSN. Alleen wanneer aan deze eisen is voldaan mag er met de BV BSN worden gecommuniceerd.

Proefomgeving

Voordat de organisatie wordt aangesloten op de BV BSN, moet worden getoetst of de berichtenmodule van de organisatie werkt volgens de daarvoor geldende afspraken. Voor deze toets heeft de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) een proefomgeving beschikbaar die te benaderen is via het internet. Wij adviseren u om de berichtenmodule gestructureerd te testen volgens een door de organisatie op te stellen testplan.

PKIoverheid-Certificaat

RvIG heeft besloten voor het testen van het berichtenverkeer gebruik te maken van het PKIoverheid-Certificaat. Het betreft hier een Services Certificaat (type Organisatie) die de organisatie zelf moet aanschaffen. De organisatie heeft dit PKI-Overheidcertificaat straks ook nodig voor de productieomgeving van de BV BSN.

De levertijd voor het PKIoverheid-Certificaat is minimaal 3 weken (behalve als de organisatie alle gegevens in één keer goed heeft aangeleverd). Als de organisatie reeds 'abonnee' is bij de leverancier kan de levertijd worden bekort.

Het PKIoverheid-Certificaat is te verkrijgen bij de dienstverleners van PKIoverheid-Certificatie ook wel Certificate Service Providers (CSP's) genoemd. Er is een lijst met CSP's beschikbaar.

Installeren, activeren en autoriseren certificaat

Na ontvangst van het certificaat moet de organisatie deze installeren en activeren op de server die wordt verbonden met de BV BSN. Het contact met de BV BSN verloopt via een beveiligde verbinding. Voordat de organisatie de BV BSN kan bevragen, moet daarom eenmalig het PKI-Overheidcertificaat (publieke sleutel) worden verstrekt aan de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens om het systeem van de organisatie te autoriseren voor het BV BSN-systeem. Het certificaat verzendt u per mail naar info@rvig.nl. Let op, het bestand dat u verzendt moet de extensie
.cer of .pem hebben.

Het certificaat wordt vervolgens geregistreerd in de proefomgeving BV BSN. Zodra registratie heeft plaatsgevonden, ontvangt u bericht dat u kunt starten met testen. Tevens ontvangt u een verwijzing naar de regels voor gebruik van de aansluiting op de BV BSN en een beschrijving van de aansluittoets.

Stap 7 Voer de aansluittoets uit

Op basis van de beschrijving aansluittoets voert u de aansluittoets uit. Die toets houdt in dat u een (volledig voorgeschreven) testscenario doorloopt in de proefomgeving.

Stap 8 Ontvang bevestiging positief resultaat aansluittoets

Als de organisatie de aansluittoets met goed gevolg heeft doorlopen, dan doet u daarvan per mail (info@rvig.nl) melding bij de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens. De organisatie ontvangt vervolgens een bevestiging met de mededeling dat het eerder ontvangen PKIoverheid-Certificaat nu tevens op de productieomgeving Beheervoorziening Burgerervicenummer is geregistreerd. U ontvangt daarbij ook de gegevens voor de gebruikersinterface. U realiseert nu de technische aansluiting op de productieomgeving BV BSN .

Stap 9 Proefbevraging

Start de proefbevraging voor de Beheervoorziening Burgerservicenummer (BV BSN).

De proefomgeving waarin u de test en aansluittoets heeft uitgevoerd gebruikt u nu om uw medewerkers op te leiden (ook wel de proefbevraging genoemd). Als uw medewerkers zijn opgeleid, is de organisatie klaar om vragen te stellen aan de BV BSN in de productieomgeving.

Stap 10 Productiebevraging

Start de productiebevraging.
De organisatie is nu gereed om op de gewenste aansluitdatum te starten met de productiebevraging.

Stap 11 Evalueer de aansluitprocedure en het gebruik

De organisatie is nu aangesloten op de Beheervoorziening BSN (BV BSN). Mogelijk hebben de aansluitprocedure en/of het gebruik van de Beheervoorziening Burgerservicenummer vragen bij u opgeroepen of zijn er nog onduidelijkheden.
Mocht dit het geval zijn, neemt u daarover dan contact op met onze servicedesk op telefoonnummer 088 900 1000 of per mail (info@rvig.nl).

Meer informatie over het Burgerservicenummer vind je op deze website.

Delen

Naslagwerk

Opnemen standaardclausules in reisdocumenten

Opnemen standaardclausules in reisdocumenten

De Paspoortuitvoeringsregeling Nederland (PUN) bevat 12 standaardclausules voor paspoorten en Nederlandse identiteitskaarten. De 4 meest gebruikte standaardclausules zijn I, V, Xa en XII.

Standaardclausule I (vermelding burgerlijke staat)

De aanvrager van een reisdocument is niet verplicht de burgerlijke staat te laten vermelden in het document, maar kan dat wel laten doen. Het is raadzaam de aanvrager te informeren over deze mogelijkheid. Vermeld de burgerlijke staat (standaardclausule I) zoals aangegeven in de tabel ‘Vermelden standaardclausule I’. Gemeenten kunnen standaardclausule I niet voluit vermelden, zoals de PUN voorschrijft.

Vermelden standaardclausule 1

Burgerlijke staat

Standaardclausule I

(uitgeschreven)

Afkorting

H - Gehuwd

Geslacht houder = V

Geslacht houder = M

Echtgenote van

Echtgenoot van

e/v

e/v

W - Weduwe/weduwnaar

Gehuwd geweest met

w/v

S - Gescheiden

Gehuwd geweest met

g/v

P - Geregistreerde partner

Geregistreerd partner van

p/v

B - Gescheiden geregistreerde partner

Geregistreerd partner geweest van

b/v

A - Achtergebleven geregistreerde partner

Geregistreerd partner geweest van

a/v

Standaardclausule V (niet in staat tot ondertekening)

Standaardclausule V wordt opgenomen als een persoon niet in staat is een handtekening te plaatsen op het foto- en handtekeningenformulier. Dit komt vaak voor bij kinderen onder de 6 jaar en kan voorkomen bij personen met een aandoening of beperking. De medewerker geeft dan in de reisdocumentenmodule en het aanvraagstation aan dat een persoon niet in staat is tot ondertekening. De clausule wordt vervolgens automatisch opgenomen in het reisdocument.

Standaardclausule Xa (territoriale geldigheid)

Standaardclausule Xa (‘Uitgezonderd/Except/à l'Exception de…’) wordt voornamelijk opgenomen in reisdocumenten voor vreemdelingen en vluchtelingen. In deze clausule wordt het land vermeld waar de houder niet naar toe mag reizen (territoriale beperking).

Standaardclausule XII (geldig visum)

Standaardclausule XII verwijst naar een geldig visum of geldige verblijfstitel in het oude paspoort. Na afgifte van het nieuwe reisdocument kan de aanvrager het visum of de verblijfstitel in het nieuwe paspoort laten opnemen. Dit gebeurt door de autoriteiten die het visum of de verblijfstitel hebben verstrekt. Het nieuwe paspoort verwijst met het documentnummer naar het oude paspoort (‘Dit paspoort is afgegeven ter vervanging van paspoort nummer/This passport has been issued to replace passport number/Le présent passeport remplace le passeport antérieur no...’)..

Maak het oude paspoort ongeldig op de voorgeschreven wijze, met uitzondering van de bladzijde(n) met geldige visa of verblijfstitel. Geef het ongeldig gemaakte  paspoort terug aan de houder. Dat stelt de houder in de gelegenheid het visum of de verblijfstitel te laten overzetten in het nieuwe paspoort.

Standaardclausule XII eenmaal toepassen

Standaardclausule XII kan niet voor een tweede keer toegepast worden. Voorbeeld: een persoon is in bezit van paspoort A (geldig visum of geldige verblijfstitel) en paspoort B (met standaardclausule XII). Deze persoon wil een nieuw paspoort aanvragen (paspoort C). In paspoort C komt geen verwijzing naar paspoort A. Er kan alleen verwezen naar het voorgaande (oude) paspoort, niet naar een paspoort dat eerder is afgegeven.

Clausule XII vergeten bij de aanvraag

Reik het nieuwe document dan niet uit. Laat de aanvraag vervallen en stuur het document retour met de C10-procdure. Vervolgens vraag je een nieuw document aan waarbij de clausule wel opgenomen is. Voor een nieuwe aanvraag moet de burger opnieuw naar het gemeentehuis komen.

Delen

Naslagwerk

Infographic werkinstructies identiteitsvaststelling

Wat kun je vinden op deze pagina?

Contact

088 900 1000
Maandag - Vrijdag 08:30 - 17:00 uur

Infographic werkinstructies identiteitsvaststelling

In deze infographic vind je werkinstructies voor het vaststellen van iemands identiteit. De werkinstructies zijn bedoeld voor medewerkers burgerzaken.

Download de infographic

Delen

Naslagwerk

Taakverdeling RvIG en NVVB

Wat kun je vinden op deze pagina?

Contact

088 900 1000
Maandag - Vrijdag 08:30 - 17:00 uur

Taakverdeling RvIG en NVVB

Deze pagina geeft de taakverdeling weer van de Frontoffice van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB). Je ziet hier waar je welke vraag kunt stellen.

Frontoffice RvIG

  • Wet en Regelgeving
    * Bijhoudingsprocedures
    * Correctieprocedures
  • Reisdocumenten
  • BSN
    * Fouten BSN
  • PIVA
    * Koppeling BRP Openbare Lichamen en Caribische landen
  • Overig
    * Kwaliteitsmonitor
    * Terugmeldvoorziening
    * Adreskwaliteit en - fraude
    * Handleiding Uitvoeringsprocedures
    * Register Niet-ingezetenen
    * Logisch Ontwerp
    * eID

NVVB Adviesbureau

  • Basisautorisatie

            * Burgerlijke stand
            * Afstammingsrecht
            * Familierecht
            * Naamsrecht
            * Rijbewijs
            * Identiteitsdocumenten
            * Vreemdelingenrecht
            * Landeninformatie
            * Huisvesting
            * Gegevensverstrekking
            * Nationaliteitsrecht
            * Optie en naturalisatie
            * Brondocumenten
            * Huwelijk
            * Echtscheiding
            * Geregistreerd Partnerschap
            * Internationaal Privaatrecht
            * Overlijden
            * Verklaring Omtrent het Gedrag
            * Gezag
            * Verkiezingen

Delen

Naslagwerk

Informatieblad signaleringcontrole RDM gebruikers

Informatieblad signaleringcontrole RDM gebruikers

De informatie in dit informatieblad is bedoeld voor burgerzaken Nederlandse gemeenten en burgerzaken in het Caribisch deel van het Koninkrijk.

De komende jaren werken we aan een toekomstbestendig stelsel van paspoorten en identiteitskaarten. In het programma Verbeteren Reisdocumentenstelsel (VRS) wordt het stelsel stapsgewijs aangepakt. De eerste functionaliteit die het programma VRS oplevert, is de signaleringcontrole op het Register Paspoortsignaleringen (RPS). In dit informatieblad lees je meer over deze functionaliteit.

Wat is de signaleringcontrole?

De signaleringcontrole is een functionaliteit waarmee binnen het aanvraag- en uitgifteproces reisdocumenten gecontroleerd kan worden of de aanvrager in het RPS gesignaleerd staat. Omdat de medewerker direct de authentieke bron (het RPS zelf) bevraagt, is de informatie altijd actueel. Daarnaast wordt bij een signalering in de meeste gevallen ook aanvullende informatie getoond; de reden waarom iemand staat gesignaleerd en de signalerende instantie.

Hoe werkt de signaleringcontrole?

Waar je nu via categorie 12 van de BRP of de signaleringslijst controleert op aanwezigheid van een RPS-signalering, wordt vanaf heden automatisch in het aanvraag- en uitgifteproces het RPS bevraagd. De signaleringcontrole wordt door je leverancier ingebouwd in de reisdocumentenmodule (RDM), onderdeel van de burgerzakenapplicatie. Bij het aanvragen van een reisdocument wordt aan de hand van het invoeren van het aanvraagnummer automatisch het RPS bevraagd. Bij aanwezigheid van een signalering krijg je een melding en wordt direct aanvullende informatie over de signalering getoond.

De signaleringcontrole is ook ingebouwd in het uitreikproces. Bij het uitreiken vindt automatisch een controle op het RPS plaats. Dit omdat het zo kan zijn dat een signalering is ontstaan na het nemen van het verstrekkingsbesluit.

De signaleringsinformatie bevat de volgende gegevens:

Informatie over de gesignaleerde

Informatie over de signalering

Informatie over de signalerende instantie

Voornamen

Opnamedatum

Naam instantie

Voorvoegsels

Artikelnummer

Contactpersoon

Geslachtsnaam

Subartikel

Telefoonnummer contactpersoon

Geboortedatum

 

E-mailadres contactpersoon

Geboorteplaats

 

Zaaknummer

Geboorteland

   

Burgerservicenummer

   

Geslacht

   

Gegevens van de signaleringsinformatie

Deze signaleringsinformatie is dus digitaal raadpleegbaar en hoef je niet meer telefonisch bij RvIG op te vragen.

Uitzonderingsgevalllen

Er is een aantal uitzonderingsgevallen waarbij geen of beperkte signaleringsinformatie wordt getoond. Dat is in het geval een persoon gesignaleerd staat op grond van artikel 23, 23b, 47 of 48 van de Paspoortwet. Je krijgt een melding met het verzoek om contact op te nemen met RvIG:

  • Wanneer de opgegeven zoekcriteria meer dan één persoon oplevert als resultaat en verder verfijnen van de zoekvraag niet mogelijk is.
  • Wanneer een persoon met meer dan één signalering in het RPS staat.

Signaleringcontrole in overige processen

De signaleringcontrole is ook beschikbaar voor overige burgerzaken processen, bijvoorbeeld voor een (her)vestiging. Voor meer informatie over het gebruik van deze functionaliteit adviseren we je contact op te nemen met de eigen burgerzakensoftwareleverancier.

Wat verandert er precies en wat blijft hetzelfde?

De volgende zaken veranderen:

  • Signaleringscontrole op basis van informatie uit het RPS: de signaleringcontrole in het aanvraag- en uitreikproces reisdocumenten vindt niet meer plaats via categorie 12 in de BRP of de signaleringslijst maar via de RDM direct op het RPS.
  • In veel gevallen niet meer bellen bij signalering: bij een signalering hoef je in veel gevallen niet meer te bellen met RvIG om informatie over de signalering op te vragen. De signaleringsinformatie is digitaal raadpleegbaar.

De volgende zaken blijven hetzelfde:

  • De signaleringslijst blijft (voorlopig) bestaan: de signaleringslijst wordt voorlopig nog verspreid voor controle op een signalering buiten het aanvraag- en uitgifteproces reisdocumenten om.
  • Het bijwerken van categorie 12.36.10: gemeenten blijven de vrij-berichten ontvangen om categorie 12.36.10 bij te werken. Zo lang categorie 12 bestaat moet deze worden bijgewerkt en actueel zijn.
  • Wet- en regelgeving: op juridisch vlak verandert er niets. Procedures zoals bijvoorbeeld het verzoek tot opname in het RPS, beslissing op de signalering (versturen van een C6 formulier), overeenstemmingsprocedure et cetera blijven ongewijzigd.

Delen

Abonneer op Instructies
Scroll naar boven