Wat kun je vinden op deze pagina?
Handreiking Adresonderzoek LAA
Een gemeente kan onderzoek doen om vast te stellen of een persoon woont waar deze staat ingeschreven. Het doel van dit adresonderzoek is het verbeteren van de kwaliteit van de Basisregistratie Personen (BRP), incorrecte inschrijvingen voorkomen en het signaleren van sociale problematiek.
Ben je als professional betrokken bij adresonderzoek? Dan biedt deze handreiking ondersteuning bij de uitvoering van een adresonderzoek naar aanleiding van een LAA-signaal. Je vindt adviezen bij het doen van vooronderzoek, het afleggen van huisbezoeken en de afronding van het LAA-signaal.
Volledige informatie over adresonderzoek is terug te vinden in de herziene Circulaire Adresonderzoek.
Het belang van de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit
De juistheid en volledigheid van BRP-inschrijvingen is voor zowel de betrokken burger als voor de overheid van groot belang. Met een onjuist woonadres is iemand minder goed zichtbaar voor de overheid. Zo kan iemand sociale voorzieningen mislopen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de bijhouding van de BRP. Deze bijhoudingstaak staat omschreven in de Wet BRP hoofdstuk 2, afdeling 1 ‘De bijhouding van de basisregistratie’ (Artikel 1:4 juncto / in samenhang met artikelen 2:1 en verder van de Wet BRP).
De Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA) is wettelijk vastgelegd in de Wet BRP. Zo wordt het onderzoek naar de juistheid van de adresgegevens een vast onderdeel van de dienstverlening rond de BRP. De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) is verantwoordelijk voor de uitvoering van LAA.
De minister van BZK ontwikkelt voor LAA profielen en zet deze als signalen uit naar gemeenten. Een signaal is een adresgegeven waarvan het vermoeden bestaat dat de registratie van personen op dat adres onjuist is. Op basis van het signaal kan de gemeente besluiten een adresonderzoek in te stellen.
Aan de slag met LAA
Gemeenten ontvangen de signalen van de minister via de Webapplicatie LAA (WALAA). Na ontvangst van een signaal is de gemeente verplicht om zo snel mogelijk aan de minister te melden hoe er opvolging is gegeven aan het signaal. Artikel 2.37 e wet BRP juncto / in samenhang met artikel 28 f besluit basisregistratie personen.
- Binnen vier weken dient de gemeente aan te geven of het signaal aanleiding is geweest voor een aanpassing in de BRP of dat de Persoonslijst (PL) op het adres ‘in onderzoek’ is geplaatst. Ook als er geen opvolging wordt gegeven aan het signaal dient de gemeente dit te melden aan de minister.
- Binnen zes maanden dient het onderzoek afgerond te zijn. De gemeente geeft de informatie uiterlijk binnen zes maanden door aan de minister.
Signalen worden na zes maanden verwijderd uit de WALAA. In de WALAA blijven de signalen wel zichtbaar in de ‘Monitor’.
Wil je meer weten over de WALAA? Raadpleeg dan de gebruikershandleiding.
LAA-methodiek
LAA-signalen doorlopen doorgaans drie onderzoeksfasen: vooronderzoek, huisbezoek en afronding.
Hieronder staan we stil bij de drie fasen van onderzoek en lichten we toe wat er bij onderzoek van en LAA-signaal van gemeenten verwacht wordt.
Vooronderzoek
Door een gedegen vooronderzoek voorkom je overbodig huisbezoek en kom je goed voorbereid aan de deur.
Het vooronderzoek is de eerste stap in een LAA-onderzoek. Nieuw geleverde signalen hebben in de WALAA de status ‘Gereed voor vooronderzoek’ en wachten op inhoudelijke beoordeling. In het vooronderzoek controleer je signalen op juistheid en actualiteit. Dit doe je door binnen de beschikbare bronnen te zoeken naar informatie over het adres en/of de ingeschrevenen op het adres. Een aantal voorbeelden waaruit een vooronderzoek kan bestaan:
- Je ziet bijzonderheden in de historische inschrijvingen op het BRP-adres. Er is sprake van een terugkerend patroon, een opvallende samenstelling of een hoge mutatiegraad op de PL.
- Je gaat op zoek naar contactgegevens van de betrokkene.
- Je controleert of het BRP-adres bij andere diensten binnen jouw gemeente bekend is. Denk bijvoorbeeld aan het sociaal domein. Mogelijk zijn er sociale of maatschappelijke problemen waar je rekening mee kunt houden bij je onderzoek.
Internetonderzoek kan ook onderdeel zijn van het vooronder- zoek, raadpleeg hiervoor de handreiking Internetonderzoek. Deze opsomming is niet uitputtend, er zijn wellicht andere onderdelen te benoemen.
Ben je na het vooronderzoek overtuigd dat de registratie in de BRP klopt? Dan kun je besluiten om geen huisbezoek af te leggen en het signaal af te sluiten. Je zorgt voor een terugkoppeling aan de minister door het onderzoek af te ronden in de WALAA.
Huisbezoek
Het huisbezoek voer je uit als er op basis van het vooronderzoek nog twijfel bestaat over de BRP-registratie op het adres. Na ontvangst van de signalen leg je zo snel mogelijk het huisbezoek af, dan is de informatie immers nog actueel. Zorg ook dat je de wettelijke termijn van vier weken niet uit het oog verliest.
Binnen deze termijn geef je aan of het signaal aanleiding is geweest voor een aanpassing in de BRP of dat de PL ‘in onderzoek’ is geplaatst.
Een aantal tips waarmee je bij het uitvoeren van een huisbezoek rekening kunt houden:
- Ga na of de volgens de BRP ingeschreven personen op het adres daar daadwerkelijk wonen.
- Laat de bewoner zelf vertellen wie er op het adres wonen.
- Als huisbezoeken worden uitgevoerd door een externe toezichthouder, zorg er dan voor dat zij op de hoogte zijn van de op LAA van toepassing zijnde handreikingen.
- Beoordeel of het aannemelijk is dat de omschreven situatie overeenkomt met de feitelijke situatie op het adres.
- Als de betrokkene vraagt naar de aanleiding van het onder- zoek kun je verwijzen naar LAA-profielen. Deze zijn openbaar en te raadplegen via de website van RvIG.
- Neem altijd een blanco verhuisformulier mee. Hiermee kunnen personen die al op het adres wonen en niet op het adres geregistreerd staan, direct hun verhuizing aan de gemeente doorgeven.
- Staat iemand ingeschreven op het adres maar woont diegene daar niet (meer)? Probeer dan de contactgegevens van de persoon op te vragen bij de huidige bewoner. Gebruik deze informatie voor het vervolgadresonderzoek.
- Zorg voor samenwerking met andere afdelingen. Samen weet je meer en kun je de betrokkene beter van dienst zijn. Voor het opzetten van een binnengemeentelijke samenwerking kun je de Handreiking Binnengemeentelijke Samenwerking raadplegen.
- Het kan voorkomen dat je achter de voordeur situaties aantreft waar je zorgen over hebt. Denk aan sociale problematiek, zoals verwaarlozing, eenzaamheid, huiselijk geweld of schuldenproblematiek. Zorg dat je gebruikmaakt van de binnengemeentelijke samenwerking die je hebt opgezet en trek aan de bel.
- Is iemand niet thuis? Probeer dan de volgende keer op een ander tijdstip langs te gaan.
Afronding
Na het huisbezoek heb je meer kennis over de feitelijke situatie op een adres. Je kunt nu aan de slag met de afronding van het LAA-signaal. Dit hoeft overigens niet te betekenen dat het adresonderzoek is afgerond:
- Een conclusie van het huisbezoek kan zijn dat er twijfel bestaat over de registraties op het adres. In dat geval plaats je de aantekening ‘In onderzoek’ op de PL van de betreffende persoon. Je koppelt dit terug aan de minister via de WALAA.
- Breng relevante afdelingen binnen de gemeente op de hoogte van je bevindingen. Houd hierbij wel rekening met wet- en regelgeving. Voor tips kun je de Handreiking Binnengemeentelijke Samenwerking raadplegen.
- Er kan sprake zijn van sociale problematiek of een onaanvaard- bare woonsituatie. Schakel in dat geval met de verantwoorde- lijke afdeling binnen de gemeente. Door te signaleren en aan de bel te trekken kan de betrokkene sneller geholpen worden.
- Het is mogelijk dat een op het adres aangetroffen persoon in aanmerking komt voor een briefadres.
- Verwerk BRP-mutaties naar aanleiding van het adresonder- zoek zo snel mogelijk en rapporteer in de WALAA over het resultaat van het adresonderzoek.
- Een LAA-signaal dient binnen zes maanden na ontvangst afgerond te zijn. Je doet dit in de WALAA.