Wat kun je vinden op deze pagina?
- 1 Probleemstelling
- 1.1 Omschrijving
- 1.2 Herkomst
- 1.3 Raakvlakken
- 2 Oplossing
- 2.1 Huidige situatie
- 2.2 Oplossing
- 2.3 Gerelateerde wijzigingen in wet- en regelgeving
- 2.4 Openstaande punten
- 3 Invoering
- 4 Gevolgen
- 4.1 Documentatie
- 4.2 Gemeenten
- 4.3 Afnemers
- 4.4 IND
- 4.5 Caribische landen en Caribisch Nederland
- 4.6 RvIG-systemen
W210 LO BRP oplegnotitie 2e Aanvulling op W180 Oplossen verschillen BAG-BRP
1 Probleemstelling
1.1 Omschrijving
Op 1 januari 2024 is LO BRP versie 2024.Q1 in werking getreden. Hierin wordt een vaste koppeling afgedwongen tussen het actuele woon-/briefadres in de BRP en een geldig hoofdadres van een adresseerbaar object in de BAG (LO wijziging W180). Met versie 2024.Q2 is aan het LO BRP toegevoegd dat voor de vaste koppeling tussen het briefadres in de BRP en het adresseerbaar object in de BAG een nevenadres toegestaan is, mits de briefadresgever een gemeente of een organisatie is (LO wijziging W191 - 1e aanvulling op W180).
De vaste koppeling tussen de BAG en de BRP, zoals die nu is beschreven in het LO BRP, vereist dat de gegevens van een woon-/briefadres in de BRP altijd gelijk zijn aan die van het gekoppelde adresseerbaar object in de BAG. Maar volgens de wet basisregistratie adressen en gebouwen zijn er uitzonderingen mogelijk (artikel 35, lid 2). Deze wijziging voor het LO BRP zorgt ervoor dat wordt vastgelegd in welke situaties er eventueel in de gegevens van het woon-/briefadres in de BRP afgeweken mag worden van de adresgegevens van het gekoppelde adresseerbaar object in de BAG.
1.2 Herkomst
Het initiatief, BRN-07-01 Oplossen verschillen BAG-BRP, valt onder BRP Doorontwikkeling en hoort bij het ontwikkelpunt: BRN Bevragen bij de bron.
1.3 Raakvlakken
Geen.
2 Oplossing
2.1 Huidige situatie
Volgens het LO BRP moeten vanaf 1 januari 2024 in de BRP alle actuele woon-/briefadressen een vaste koppeling hebben met een geldig adres van een adresseerbaar object in de BAG. De gegevens van dit gekoppelde adres in de BAG, die als element in de BRP voorkomen, moeten een-op-een worden overgenomen in de BRP.
2.2 Oplossing
Een actueel woon-/briefadres wordt gekoppeld aan een adresseerbaar object in de BAG via element 11.80 Identificatiecode verblijfplaats en aan een adres via 11.90 Identificatiecode nummeraanduiding. De gegevens van dit gekoppelde adres in de BAG moeten in principe een-op-een worden overgenomen in de BRP.
Het betreft naast beide identificatiecodes de volgende elementen:
- 11.15 Naam openbare ruimte
- 11.20 Huisnummer
- 11.30 Huisletter
- 11.40 Huisnummertoevoeging
- 11.60 Postcode
- 11.70 Woonplaatsnaam
De wijziging in het LO BRP betreft de toevoeging van een beschrijving van twee situaties waarin de waarde van deze zes elementen in categorie 08 Verblijfplaats, als daar een goede reden voor is, eventueel niet gelijk hoeft te zijn aan het betreffende gegeven van het gekoppelde adres in de BAG. Deze twee situaties zijn:
- Het adresseerbaar object heeft in de BAG de indicatie "geconstateerd"
- Het gegeven van het adres staat in de BAG in onderzoek
Door middel van de LO wijzigingen W180, W191 en W210 is in LO BRP versie 2025.Q3 exact beschreven hoe de verplichte koppeling tussen de BAG en de BRP werkt: elke woon-/briefadres in de BRP kan worden vastgelegd met een koppeling naar een adresseerbaar object in de BAG. Een actueel woon- of briefadres zonder een koppeling naar een adresseerbaar object in de BAG is dan niet meer toegestaan. Op de website van RvIG bij Veel gestelde vragen koppeling BAG-BRP staan tips over bijzondere woonsituaties. Als er toch nog een situatie is, waarbij niet duidelijk is hoe bij het inschrijven van de burger op een adres een koppeling met een adresseerbaar object in de BAG kan worden gemaakt, neem dan contact op met de Frontoffice van RvIG via info@rvig.nl.
2.3 Gerelateerde wijzigingen in wet- en regelgeving
Geen.
2.4 Openstaande punten
Geen.
3 Invoering
Sinds 1 januari 2024 wordt in het LO BRP voor alle actuele woon-/briefadressen een vaste koppeling naar een adres van een geldig adresseerbaar object in de BAG afgedwongen en moeten alle gegevens in principe gelijk zijn. In april 2024 zijn voor het eerst de verschillen tussen gekoppelde adressen in de BAG en de BRP als bevindingen via de kwaliteitsmonitor naar de gemeenten gestuurd. Een bevinding op een gegeven in een woon-/briefadres, waarbij het gekoppelde adresseerbaar object in de BAG de indicatie "geconstateerd" heeft of waarbij het betreffende gegeven in de BAG in onderzoek staat, wordt met een aparte code aangeduid. Zo’n bevinding zal niet bij de zelfevaluatie worden meegeteld.
4 Gevolgen
4.1 Documentatie
Er zijn alleen wijzigingen vereist aan het LO BRP en de HUP. In het LO BRP wordt in categorie 08 Verblijfplaats bij groep 11 een opmerking geplaatst. In de HUP zal een beschrijving worden toegevoegd over de mogelijkheden m.b.t. de genoemde uitzonderingen. Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het berichtenverkeer.
4.2 Gemeenten
Gemeenten mogen, als daar een goede reden voor is, een gegeven in een woon- /briefadres in de BRP met een andere waarde in de BRP opnemen dan in de BAG staat geregistreerd, zolang het gekoppelde adresseerbaar object in de BAG de indicatie "geconstateerd" heeft of zolang het betreffende gegeven in de BAG in onderzoek staat. Belangrijk is wel dat gezorgd wordt dat zo snel mogelijk het gegeven in de BAG de juiste informatie bevat en dus de indicatie geconstateerd of het in onderzoek zijn van een gegeven opgeheven kan worden. Vanaf dat moment moeten alle adresgegevens van het gekoppelde adresseerbaar object in de BAG weer een-op-een worden overgenomen in de BRP.
4.3 Afnemers
Geen gevolgen.
4.4 IND
Geen gevolgen.
4.5 Caribische landen en Caribisch Nederland
Geen gevolgen.
4.6 RvIG-systemen
In de jaarlijkse run van de BCM ten behoeve van de zelfevaluatie moeten de bevindingen op een gegeven in een woon-/briefadres, waarbij het gekoppelde adresseerbaar object in de BAG de indicatie geconstateerd heeft of waarbij het betreffende gegeven in de BAG in onderzoek staat, niet mee tellen.