Veel gestelde vragen gegevensverwerking BRP
Hoe kan ik een nieuwe voorraad A-nummers opvragen bij RvIG?
Ben je de BRP-contactpersoon van je gemeente? Dan kun je een voorraad nieuwe A-nummers aanvragen bij de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG).
Procedure A-nummers aanvragen
Je kunt een voorraad nieuwe A-nummers aanvragen bij de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) door middel van de webservice VraagVoorraadAnrs.
Is het niet mogelijk om een nieuwe voorraad A-nummers via de webservice op te vragen en ben je de BRP-contactpersoon van je gemeente? Neem dan contact op met de Frontoffice van RvIG via telefoonnummer 088 900 1000 of e-mail: info@rvig.nl.
Aan wie kan ik een opmerking over de ECID-lijst doorgeven?
Wat moet ik doen als het buitenlands persoonsnummer volgens de ECID-lijst niet voorkomt maar het is er volgens ons wel of staat op een andere plek?
Wij verzoeken u dit te melden bij het ECID, zij zijn de beheerder van de lijst.
Wat moet er gebeuren als iemand een paspoort en een akte overlegd die zijn afgegeven in het buitenland en de gegevens van deze documenten wijken af?
De juiste gegevens moeten op de persoonslijst worden opgenomen. Eerst wordt vastgesteld in welk brondocument de juiste gegevens zijn opgenomen.
Dit document wordt vervolgens gebruikt voor het ontlenen van de gegevens. Bij de beoordeling op juistheid worden ook de regels van het internationaal privaatrecht betrokken. Wanneer met toepassing van deze regels niet kan worden vastgesteld welk gegeven juist is, moet betrokkene aanvullende documenten overleggen. Wanneer ook aanvullende bewijsstukken niet kunnen worden overgelegd of geen uitsluitsel bieden, rest een verklaring onder eed of belofte. Aanbevolen wordt in voorkomende gevallen in element Beschrijving document te omschrijven dat de gegevens aan zowel het betreffende brondocument als de verklaring onder eed of belofte zijn ontleend.
Hoe corrigeer ik een foutieve landcode bij Geboorteland?
Specifiek is de vraag: Op de (opgeschorte) persoonslijst staat een foutieve landcode bij Geboorteland. Het land bestond nog niet op het tijdstip van geboorte. In element Gemeente document staat de waarde PK (of PKA). Hoe kan deze fout worden gecorrigeerd?
Plaats het element Geboorteland in onderzoek. Daarna zijn er de volgende mogelijkheden:
- Wanneer vóór de aanleg van de PK een brondocument werd overgelegd kan dit voor de correctie worden gebruikt. Het onderzoek kan worden beëindigd. Houdt er rekening mee dat deze correctie een besluit is op grond van artikel 2.60 van de Wet BRP. (zie ook 'opmerking').
- In een enkel geval mag de PK als brondocument worden gebruikt. Deze gevallen zijn beschreven in het nieuwsbericht “PK gebruiken bij correcties”. (hyperlinkje maken!)
- Betrokkene kan worden gevraagd een brondocument te overleggen waaruit het juiste land van geboorte blijkt of waaraan het kan worden ontleend. Betrokkene kan een verklaring onder eed of belofte afleggen waaraan het juiste geboorteland kan worden ontleend. Het onderzoek kan worden beëindigd (zie ook 'opmerking').
- Wanneer het niet mogelijk is een brondocument te krijgen, dan kan het element ambtshalve worden gecorrigeerd in 'Onbekend'. De waarde wordt dan de standaardwaarde (= '0000'). Ook dit is een besluit op grond van artikel 2.60 van de Wet BRP. Het resultaat van het onderzoek is: juiste code kan niet worden bepaald. Het onderzoek kan dan ook worden beëindigd. Aangeraden wordt om te kijken of de opgenomen geboorteplaats wel juist is.
- Wanneer het een opgeschorte persoonslijst wegens overlijden betreft, wordt aangeraden de foutieve waarde te laten staan. Het onderzoek wordt in dit geval niet beëindigd.
Foutieve waarde niet overnemen
Wanneer in het brondocument een foutieve opgenomen waarde voorkomt, wordt deze foutieve waarde niet overgenomen op de persoonslijst. De juiste gegevens mogen worden afgeleid uit het brondocument zelf, in combinatie met andere bronnen. Het is wel van belang op het gebruikte brondocument aantekening te maken waarom de waarde niet is overgenomen op de persoonslijst en welke aanvullende bronnen of informatie aan dit besluit ten grondslag liggen. De aanvullende documenten kunnen ook bij het brondocument worden gevoegd.
Wat zijn de aansluitmogelijkheden op de BRP-V van regionale samenwerkingsverbanden?
Om aangesloten te worden op de BRP-V moet een organisatie:
- een overheidsorgaan zijn met een eigen publiekrechtelijke taak waarvoor de gegevens uit de BRP-V noodzakelijk zijn
- een bijzondere derde zijn in de zin van de Wet BRP. De bijzondere derden worden limitatief opgesomd in de regelgeving. Regionale samenwerkingsverbanden zijn geen bijzondere derden.
Publiekrechtelijke lichamen zoals gemeenten, provincies of waterschappen, kunnen samen een publiekrechtelijke rechtspersoon oprichten (een openbaar lichaam). Aan die rechtspersoon kunnen zij de uitvoering van hun wettelijke bevoegdheden delegeren. Delegatie (in tegenstelling tot mandaat of volmacht) wil zeggen dat de gemeente, de provincie of het waterschap die/dat de bevoegdheid delegeert, die bevoegdheid zelf niet meer kan uitoefenen. Het openbare lichaam heeft daarmee een eigen taak gekregen. Wanneer voor die taak gegevens uit de BRP-V noodzakelijk zijn, kan het openbare lichaam een aansluiting krijgen op de BRP-V.
Een vergelijkbare mogelijkheid is de situatie waarin gemeenten, provincies en waterschappen een private rechtspersoon oprichten - bijvoorbeeld een stichting - en daaraan taken delegeren. Er is dan ook sprake van een overheidsorgaan met eigen, exclusieve bevoegdheden. Een aansluiting op de BRP-V is dan mogelijk.
Wanneer aan een samenwerkingsverband bevoegdheden worden overdragen in mandaat of bij volmacht, handelt het samenwerkingsverband namens de gemeente, de provincie of het waterschap. Het samenwerkingsverband heeft daarmee geen eigen bevoegdheden, maar oefent bevoegdheden van een ander overheidsorgaan uit namens dat andere overheidsorgaan. Het samenwerkingsverband is dan zelf geen overheidsorgaan. Een aansluiting op de BRP-V is dan niet mogelijk.
Samenvattend: Als er sprake is van een publieke of private rechtspersoon met gedelegeerde bevoegdheden waarvoor het gebruik van BRP-gegevens noodzakelijk is, dan is een aansluiting op de BRP-V mogelijk.
Is de Algemene Termijnenwet van toepassing op de termijn voor het doen van aangifte van een adreswijziging?
Volgens de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) doet de ingezetene die zijn adres wijzigt schriftelijk aangifte hiervan bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft. Die aangifte mag niet eerder worden gedaan dan vier weken vóór de beoogde datum van adreswijziging en niet later dan de vijfde dag na de adreswijziging.
Voor toepassing van de Algemene Termijnenwet geldt dat de genoemde termijnen, namelijk vier weken voor de beoogde adreswijziging en vijf dagen na de feitelijke adreswijziging, moeten worden onderscheiden.
Voor het bepalen van de termijn van vier weken voor de beoogde adreswijziging geldt dat artikel 1, tweede lid, van de Algemene Termijnenwet van toepassing is. In dit artikellid wordt bepaald dat voor termijnen, bepaald door terugrekening vanaf een tijdstip of een gebeurtenis artikel 1, eerste lid, van de Algemene Termijnenwet niet van toepassing is. In dit geval gaat het namelijk om een dergelijke termijn van terugrekening vanaf een bepaalde datum of gebeurtenis. Er moet immers vanaf de beoogde datum van adreswijziging vier weken worden teruggerekend om tot de termijn voor aangifte van adreswijziging voorafgaande aan de beoogde adreswijziging te komen. Hieruit volgt dat artikel 1, eerste lid, van de Algemene Termijnenwet niet geldt voor deze termijn. Dit betekent dat alle dagen worden meegerekend bij de berekening van de termijn van vier weken (werkdagen, weekenddagen en feestdagen).
Voor het bepalen van de termijn voor het doen van aangifte van adreswijziging na de feitelijke adreswijziging geldt dat artikel 1, eerste lid, van de Algemene Termijnenwet wel van toepassing is. Het gaat immers om een termijn die gaat lopen vanaf een bepaalde datum/gebeurtenis en niet om een termijn die is bepaald door terugrekening. Bij de berekening van de termijn voor aangifte van de adreswijziging na de feitelijke adreswijziging moet daarom in bepaalde gevallen rekening worden gehouden met zaterdagen, zondagen en algemeen erkende feestdagen. Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Algemene Termijnenwet geldt namelijk dat een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
In sommige gevallen zal ook artikel 2 van de Algemene Termijnenwet van toepassing zijn op het bepalen van de termijn voor het doen van aangifte nadat de feitelijke adreswijziging heeft plaatsgevonden. In artikel 2 van de Algemene Termijnenwet is namelijk bepaald dat een in een wet gestelde termijn van tenminste drie dagen, zo nodig, zoveel wordt verlengd dat daarin ten minste twee dagen voorkomen die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zijn. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat iemand van adres wijzigt op een vrijdag en dat na het weekend twee algemeen erkende feestdagen plaatsvinden. In dat geval moet de termijn van aangifte met 1 dag worden verlengd.
Moeten we de burger op de hoogte stellen van de wijziging van bijv. een straatnaam? Kan deze bezwaar maken?
Burgers moeten altijd op de hoogte worden gebracht van wijzigingen die worden doorgevoerd op de persoonslijst. Het is afhankelijk van de aard van de wijziging hoe hiermee om gegaan moet of kan worden. Betreft het een hele kleine wijziging zoals bijvoorbeeld het weghalen van een streepje in het huisnummer, dan volstaat de gemeente met het plaatsen van een mededeling in een plaatselijke krant.
Gaat het om een meer ingrijpende wijziging zoals het veranderen van het huisnummer of de straatnaam dan moet de gemeente de burger hiervan persoonlijk op de hoogte brengen. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de geldende bezwaartermijn.
Het is overigens wel van belang wat de achtergrond van de wijziging is. Gaat het bij de wijziging om het corrigeren van een gegeven dat achteraf bezien altijd al niet correct was of gaat het om een nieuw gegeven, bijvoorbeeld het toekennen van een nummer. Het toekennen van een naam of een nummer op grond van een verordening is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De beschikking zal aan de formele en materiële eisen van de Wet BAG en de Awb moeten voldoen. Tegen de beschikking kan bezwaar gemaakt worden binnen 6 weken na de dag van kennisgeving (artikel 3.42 Awb). Speelt zo'n beschikking dan moet de gemeente op de in dergelijke gevallen gebruikelijke manier met de burger communiceren.